Laatst was ik in Rotterdam voor een optreden van Pavlov’s Dog in rocktempel De Boerderij. Voor we binnen mochten viel op dat er veel auto’s langsreden, even aan de achterzijde van de zaal stopten en na een paar minuten al weer wegreden. Bleek dat er een coffeeshop gevestigd was. Natuurlijk wist ik van het Nederlands gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs, maar als Vlaming was het me niet helder dat het dan zulke volksmassa’s op de been brengt. Was hier sprake van recreatief gebruik, of van verslaving? Waren dit verslaafden die het failliet van de opiumwetswijziging van 1976 lieten zien, of eerbare burgers die juist het succes er van aantoonden?
Gemma Blok publiceerde net een historisch overzicht van verslavingszorg (en meteen impliciet ook van verslaving) in Nederland. Eerder verwierf ze al enige bekendheid in onze sector met haar proefschrift over de antipsychiatrie (Baas in eigen brein, 2004). In haar nieuwste boek is een heel hoofdstuk gewijd aan ‘jongelui die stickies roken’ en de opkomst van hasj en lsd als onderdeel van de flower power beweging, en ook de rol van jeugdmaatschappelijk werk dat hierin een alternatief zag op doelloos rondhangen. Maar ze beschrijft ook hoe het gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs niet kon verhinderen dat er andere verslavingsproblematiek blijft opduiken.
Het boek begint met een kort hoofdstuk over verslaving aan opium en morfine in de periode 1860-1960. Net als met de softdrugs in de jaren zestig gaat het vooral om een beperkte groep van gegoede burgers, een culturele elite. Dat ligt heel anders bij alcohol. Ruim de helft van het boek richt zich op alcoholverslaving en de hulpverlening daaromheen in de 20ste eeuw. Meteen gaat het dan over een verslaving die door alle lagen van de bevolking trekt. Blok beschrijft de vele initiatieven in de bestrijding van deze verslaving, van de op het geloof gestoelde acties zoals de katholieke reddingsbrigades of het Leger des Heils, de opkomst van zelfhulp met de goede tempeliers en de AA, de consultatiebureaus voor alcoholisme en in de tweede helft van de 20ste eeuw zowel de opkomst van de psychologische benadering als de medicijnen tegen alcoholverslaving.
De titel van het nieuwe boek van Gemma Blok verwijst naar het steeds opnieuw koers zoeken tussen behandeling en straf, tussen het benaderen van de gebruiker als patiënt of als crimineel. Blok beschrijft boeiend hoe de geschiedenis een slingerbeweging is tussen beide. Helaas neemt ze zelf in deze tekst weinig eigen standpunt in, hoewel ze dat elders wel deed. In het boek duikt nog een tweede slingerbeweging op, die tussen verslaving bestrijden met matig gebruik of met geheelonthouding. De inzichten daarover verschillen niet allen per tijdsperiode, maar ook nu tussen professionele verslavingszorg en zelfhulp.
Dit is niet het eerste historische overzicht van de verslavingszorg in Nederland. Eerder schreef Jaap van der Stel al een proefschrift over de historische achtergrond van alcoholhulpverlening (1995) en van verslavingszorg (2010). Ze vormen een mooi en erg complementair trio voor iedereen die met verslaving(szorg) te maken krijgt.