Een vorm van hulpverlening is crisisinterventie, iemand die in acute psychosociale nood verkeert, ontvangt deze hulp. Hulpverleners zetten zich in om op korte termijn de problemen zo aan te pakken dat iemand weer in redelijke mate kan functioneren of ergens anders passende gespecialiseerde hulp krijgt.
Tot eind jaren ‘30 van de vorige eeuw was het zo, dat als iemand psychiatrische of gedragsproblematiek had, al snel de politie werd gebeld en patiënten naar de eerste hulppost van het ziekenhuis of het politiebureau gebracht werden. Omdat de sociale en psychiatrische problematiek niet los van elkaar kon worden gezien werd deze werkwijze overgenomen door ‘sociaalpsychiatrische diensten’ (SPD) die apart werk verrichtten van het psychiatrisch ziekenhuis.
In 1935 werden er voor het eerst crisisinterventies uitgevoerd als onderdeel van de SPD, er werd naar de patiënten toegegaan. Deze diensten werden al rond 1928, aanvankelijk naar Duits voorbeeld, opgezet als ‘buitendiensten’ van de psychiatrische ziekenhuizen met als doel psychiatrische patiënten tijdig op te vangen als zij in crisis verkeerden. Een ‘crisissituatie’ stond centraal bij het uitvoeren van een crisisinterventie.
Hulp aan huis betekent binnentreden in de persoonlijke levenssfeer van iemand, deze manier van werken kun je vergelijken met de huidige bemoeizorg. In Nederland werd dit werk opgestart bij de GG & GD Amsterdam door psychiater Arie Querido (1901-1983), ook wel bekend als de rijdende psychiater.
In 1977 is de zogenoemde crisishulpverlening echt van de grond gekomen, zowel voor de medische, psychiatrische maar ook psychosociale hulpverlening.
Het bieden van acute psychiatrische interventies was alleen mogelijk wanneer de reisafstand niet al te groot was. Deze service is tot de jaren ‘80 daarom voornamelijk geleverd in de grote steden. Crisisinterventie werd zowel ambulant georganiseerd als in crisiscentra waar patiënten meestal maar enkele dagen opgenomen waren.
Toen ontstonden de Regionale Instituten voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG). Vanuit de wet AWBZ werd een gemeenschappelijk budget aangewezen waardoor een bundeling mogelijk was waar de SPD in opging. Hierdoor werd het mogelijk de SPD-functies beter tot hun recht te laten komen omdat zij gingen samen werken met andere instellingen en professionals.
Vanaf 1 april 1983 waren de RIAGG’s wettelijk verplicht gedurende 24 uur per dag bereikbaar te zijn voor crisisinterventie en acute psychiatrie.
Er ontstond een unit waar meerdere disciplines samenwerkten zoals psychiaters, psychologen, orthopedagogen, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, maatschappelijk werkers enz.
Op die manier ontstond er een multidisciplinair karakter.
Dit multidisciplinaire karakter leidde er toe dat nieuwe behandelingsmethoden opgenomen werden in het aanbod van de voormalige SPD. Vanuit elke gemeente zorgde de RIAGG dat een crisissituatie per woning verholpen kon worden door er een crisisteam op af te sturen om de situatie te beoordelen.
Later zijn er via meerdere samenwerkingsprojecten netwerken en vangnetten geweven om aan mensen met acute psychiatrische problematiek optimalere hulp te verlenen. In de loop der jaren bleken namelijk steeds meer mensen buiten de boot te vallen bij de RIAGG. Bij de overgang van RIAGG's naar GGz-instellingen is acute psychiatrie onderdeel geworden van die GGz's.
In 1997 is gestart met de crisiskaart, een kaartje dat personen met een psychiatrische aandoening bij zich kunnen hebben en omstaanders of professionals bij een crisis basisinformatie geeft.