Keane Regie: Lodge Kerrigan Verenigde Staten, 2004 Hoofdrolspelers: Damian Lewis, Abigail Breslin, Amy Rian Producer: Steven Soderbergh |
|
Lodge Kerrigan maakt films over patiënten aan de zelfkant. De zelfkant waarin zijn protagonisten met een ernstige psychiatrische aandoening gedwongen zijn te leven. Kerrigan maakte zijn eerste film Clean Shaven op basis van indringende gesprekken met een vriend van hem, die leed aan schizofrenie. Diens angstaanjagende belevingswereld en de wrede manier waarop de buitenwereld daarop reageert wordt in die film, overigens fictie, zeldzaam natuurgetrouw weergegeven. Keane opent met een scène waarin William desperaat op zoek is naar zijn dochtertje, een kind van zes, en voorbijgangers in het busstation willekeurig aanspreekt. Hebben ze een kind gezien met bruine krullen en een rood jasje, dat met een man van middelbare leeftijd meegelopen is? William instrueert zichzelf voortdurend: ‘Kijk nu recht voor je uit, anders wordt je afgeleid.’ ‘Niet huilen, ze denken al dat je je vreemd gedraagt.’ Het treurige is dat hij zich ook vreemd gedraagt. De voorbijgangers reageren afwijzend en lopen zo snel mogelijk door. Je kunt het ze niet kwalijk nemen. Ze willen niet geconfronteerd worden met weer een bedelende en in zichzelf mompelende zonderling. William Keane kijkt inderdaad verwilderd uit zijn ogen, is slecht geschoren en zijn kleren moeten nodig gewassen. Hij praat voortdurend tegen zichzelf. Als een kind van tien dat zichzelf iedere keer over zijn angsten en zijn pijn heen probeert te zetten. Onduidelijk is of hij stemmen hoort, achter-dochtig is hij in elk geval. In een sleutelscène in de film denkt hij de man gezien te hebben die zijn dochtertje heeft meegenomen. ‘Niet te opvallend kijken; dan herkent hij je.’ ‘Verstop je en wacht tot hij je voorbij is en pak hem dan van achter. Dat is je enige kans.’ William valt de man aan en wil een bekentenis uit hem slaan. Totdat voorbijgangers hem van de vermeende ontvoerder loswrikken en de verbijsterde man, die waarschijnlijk volkomen onschuldig is, wegvlucht van zijn belager. Het andere moment is William rustig en sympathiek. Hij biedt in het onderkomen pension waar hij woont, zijn hulp aan aan een alleenstaande vrouw, Lynn, en haar dochtertje Kira. Lynn kan net het hoofd boven water houden met een baantje als serveerster en vraagt William af en toe op haar dochtertje te passen en haar van school af te halen. William sluit vriendschap met het kind dat hem na verloop van tijd volledig vertrouwt. Ook als hij haar meeneemt om met haar een nieuw leven op te bouwen. Als kijker raak je hoe langer hoe meer verontrust. William’s drijfveren zijn begrijpelijk. Hij wil zijn dochtertje terug en weer gewoon zijn vaderrol opnemen. Maar als duidelijk wordt dat hij daarvoor het dochtertje van de vrouw in zijn pension in gedachten heeft, gaan er bellen rinkelen. Gelukkig heeft Kerrigan elke verwijzing naar een mogelijke seksuele component achterwege gelaten. Dat Keane het meisje als z’n eigen dochter gaat zien is al verontrustend genoeg. Kerrigan ontwijkt kundig de twee valkuilen voor psychiatriefilms: die van démonisering van de patiënt en die van romantisering. Hij kiest, evenals in Clean Shaven, voor rauw realisme waarbij de protagonist letterlijk op de huid gezeten wordt. De camera verliest hem geen moment uit het oog. De rol van Keane wordt gespeeld door Damian Lewis die de nerveuze mimiek, de hopeloosheid en het verdriet van Keane en zijn paranoïdie en vreemde gewaarwordingen, precies doseert. William’s leven speelt zich af aan de rafelranden van de samenleving. In onpersoonlijke busstations, in aftandse hotels en uitgestorven kroegen. Waar hij tegen andere verloren zielen aanloopt, ook slachtoffers die op de rand van armoede en dakloosheid balanceren. Zoals de moeder en haar dochtertje. Dakloos is William (nog) niet. Wel vertoont hij al de kenmerken van iemand die op straat leeft: de schaafwonden op zijn handen, de roodomrande ogen en de sloffende pas. De film stelt indringende vragen. Wat gebeurt er met iemand die een groot verlies moet verwerken, vereenzaamd is en niemand heeft om op terug te vallen? In een land waar er geen sociale vangnet is, dat een tenminste minimale bestaanszekerheid en een dak boven het hoofd garandeert. En waar wordt dan een nuchtere analyse van en begrip voor een man zoals Keane, doorkruist door door angst gevoede achterdocht en vooropgezette morele oordelen. Waarbij een veroordeling van zijn handelen dan de meest simpele oplossing is. Toch eindigt de film niet helemaal hopeloos. Keane realiseert zich in een moment van bezinning dat hij deze desperate poging om een dochter terug te krijgen moet opgeven en brengt het kind terug naar haar moeder. Hoe het hem verder zal vergaan is gissen maar erg optimistisch hoeven we daar, gezien de omstandigheden waarin hij moet leven, niet over te zijn. Jan Theunissen Eerder gepubliceerd in Deviant. |
|