Camille Claudel 1915 Camille Claudel 1915
Regie: Bruno Dumont
Frankrijk, 2013
Hoofdrolspelers: Juliette Binoche, Jean-Luc Vincent
Producer: Rachid Bouchareb
Bestellen
 
  overzicht   volgende   laatste
Het verhaal van Camille Claudel is bekend: zij was de vrouwelijke evenknie van Rodin; beiden waren grote beeldhouwers in Frankrijk rond 1900. Rodin was de grote naam, Claudel was eerst zijn leerlinge, daarna zijn geliefde. Ze werkten samen totdat hij de relatie verbrak. Claudel voelde zich al veel eerder ingeperkt in haar artistieke vrijheid en verweet Rodin dat hij haar talent uitgebuit had. Die suggestie is nooit de wereld uit gegaan: Rodin zou haar ideeën en vakmanschap gebruikt hebben bij de totstandkoming van een aantal van zijn grote werken en zou vervolgens zelf met de eer zijn gaan strijken.
Claudel werkte na afloop van de relatie alleen in haar atelier in Parijs en volgens de officiële geschiedschrijving werd zij hoe langer hoe eenzelviger en achterdochtiger. Die achterdocht transformeerde in regelrechte haat tegen Rodin en het gevestigde kunstcircuit in Parijs. Dat haar achterdocht terecht kon zijn en Rodin goede redenen kon hebben om haar te marginaliseren, werd pas op het laatst van de vorige eeuw naar voren gebracht. Tien jaar na beëindiging van de relatie met Rodin liet haar familie Claudel opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze zou er tot haar dood in 1943 verblijven; er kwam geen werk meer uit haar handen.

De film speelt zich af tien jaar na haar eerste opname. Ze verblijft eerste klas in een instelling in de buurt van Avignon, ver weg van haar geliefde Parijs. Ze probeert hopeloos contact op te nemen met vrienden en familie. De dagelijkse gang in het instituut, de verveling, het deprimerende verblijf tussen zwaar gehandicapte medebewoners worden door Dumont kaal, uitgebeend, verfilmd. Daadwerkelijk psychisch gehandicapte patiënten figureren in de film; de nonnen in de film zijn in het dagelijkse leven verpleegkundigen in de psychiatrie.
Claudel probeert in haar eenzaamheid brieven naar buiten te smokkelen en wacht hartstochtelijk verlangend naar antwoord. Haar broer die haar belangen behartigde kom haar eens per jaar komt opzoeken. Ze smeekt hem haar uit het instituut te halen. Maar de geschiedenis vermeldt dat haar moeder en haar broer, Paul Claudel (gespeeld door Jean-Luc Vincent), befaamd dichter en diplomaat, haar opgesloten hielden. Dit om schandalen voor de familie in Parijs te verkomen. Waarna zij de rest van haar leven in het instituut moest slijten.

Het eerste wat opvalt, is dat verstandelijk gehandicapte patiënten en patiënten met ernstige psychische problemen bij en door elkaar leven. Tot voor vijftig jaar was dit de gewone gang van zaken. De behandeling van chronisch psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten verschilde nauwelijks en bestond uit medicatie, begeleiding en waar mogelijk enige activering.
Haar broer Paul lijkt in de film de man met een daadwerkelijk psychiatrisch ziektebeeld. In zijn jeugd dwepend met de gedichten van de decadent Rimbaud, heeft hij op 19-jarige leeftijd het licht gezien, het materialisme vaarwel gezegd en zich overgegeven aan God die het antwoord zou zijn op alle levensvragen. Ook de opname van Claudel rechtvaardigt hij met het betoog dat ze het leven moet aanvaarden zoals het is. De zin van al het lijden moet ze zoeken in de Heer en religieuze verdieping. Dit terwijl de geneesheer directeur haar genezen verklaart.
Geen plaats voor opstandigheid en koppigheid vanwege grove onrechtvaardigheden; nee het antwoord rust in de aanvaarding. Zijn haast mystieke godbeleving wordt bijna tot een hallucinatie in een gesprek met een vrome plattelandspriester die hij bezoekt. Met zijn pleidooi voor aanvaarding en onthechting rechtvaardigt hij zijn gebrek aan stellingname, zijn schuld aan het lot van Camille. Zijn carrière kan geen smet op het blazoen verdragen en haar moeder vond het al een schandaal dat Claudel met Rodin samenleefde. Het stemt bitter dat Claudel tegen beter weten in toch aan haar broer en haar moeder blijft hechten, terwijl zij verantwoordelijk zijn voor haar opsluiting.

Dumonts camera filmt zowel de verstandelijk gehandicapten als Claudel (een fenomenale rol van Juliette Binoche) van heel dichtbij. Het onopgemaakte gezicht van Binoche, de aangetaste gebitten van de medepatiënten, de witte droge huid van de nonnen; dat alles wordt rechtstreeks verfilmd. Evenals de schoonheid van het kale droge landschap in Zuid-Frankrijk, de struiken die buigen voor de mistral, de door jarenlang gebruik getekende deuren en muren van het instituut. Die wijze van filmen, onverbloemd, direct op de huid, elke oneffenheid zichtbaar makend, leidt tot een rechtstreekse confrontatie met de gebreken van de patiënten, de emoties bij Binoche en de overweldigende natuur. Er is geen plek voor sentimentaliteit, medelijden of vermeende identificatie. De wereld is zoals die is en die wijze van filmen laat een brute werkelijkheid zien, ontdaan van elke opsmuk. Dat maakt deze verfilming van Claudels leven tot een betere dan de overgeromantiseerde en emotionele versie uit 1988, waarin Gerard Depardieu en Isabelle Adjani de gedoemde relatie tussen Claudel en Rodin exaltisch verbeelden.

Jan Theunissen

Eerder gepubliceerd in Deviant.

 
  overzicht   volgende   laatste