1800 Voorgeschiedenis (tot 1800)
De lange weg naar specifieke zorg
    homepage   volgende   laatste
Op basis van archeologisch onderzoek mag worden aangenomen dat er reeds vroeg in de geschiedenis van de mensheid sprake was van respect voor en bescherming van de menselijke waardigheid van mensen met verstandelijke beperkingen. Maar dat sprak nooit voor zich. In die geschiedenis was er weliswaar altijd sprake van mogelijkheden en kansen (mededogen en opname in de samenleving), maar nog vaker van bedreigingen (discriminatie, segregatie, verwaarlozing, wreedheden en zelfs doding).

Iedere samenleving heeft sociale doelen, waarden en normen, die verankerd zijn in culturele tradities en het politieke en economische systeem. Wat we uit de geschiedenis kunnen opmaken is dat deze maatschappelijke context in hoge mate van invloed is op de manier waarop over mensen met verstandelijke beperkingen wordt gesproken en hoe er met ze wordt omgegaan.
In de Oudheid kwam in heidense samenlevingen het doden van pasgeborenen met lichamelijke gebreken vaak voor. In de joods-christelijke samenlevingen veranderde dat. Daar ging men uit van de ‘heiligheid van het menselijk leven’. In de Middeleeuwen werden in Europa zieken, ouderen en mensen met diverse gebreken (onder andere ‘geestesstoornissen’) opgevangen in kloosters en gasthuizen. Bedelaars, zwervers, criminelen en ‘geestesgestoorde’ mensen met storend gedrag werden geplaatst in dolhuizen.

In ons land waren de eerste aparte gasthuizen voor mensen met ‘geestesstoornissen’ de stichtingen ‘Reinier van Arkel’ (Den Bosch, 1442) en ‘Willem Arntsz’ (Utrecht, 1461). In de eeuwen daarna nam het aantal aparte gasthuizen toe. Men probeerde deze mensen onder andere te genezen door hen arbeid te laten verrichten. Om meerdere redenen liep die arbeid echter steeds meer uit de hand: het werd een vorm van dwangarbeid onder onvoorstelbaar slechte omstandigheden. Niet alleen charitatieve, maar ook economische en egoïstische motieven speelden een belangrijke rol.

In de loop der geschiedenis veranderde ook de wijze waarop mensen met verstandelijke beperkingen werden aangeduid.
● Grieks-Romeinse Oudheid: men sprak van ‘monsters’, afgeleid van het Latijnse woord ‘monere’ (vermanen, waarschuwen). De goden zouden via een misvormd kind de mensen willen waarschuwen of vermanen. Uit deze tijd stamt ook de naam ‘idioot’ (‘privépersoon’, ‘individu’), waarvan de betekenis geleidelijk veranderde in ‘onontwikkeld persoon, zot, dol’.
● Middeleeuwen: men sprak van zotten, idioten, dollen en andere gekken en dwazen. Ook kwam de naam ‘cretin’ in zwang, verwijzend naar een bepaald ziektebeeld. Maar het was ook een verbastering van ‘chrétien’ (christen), omdat deze mensen ‘bij de christenen’ in de kloosters werden opgenomen. Tegen het einde van de Middeleeuwen: ‘wisselkinderen’ – terwijl de moeder niet oplette, zou de duivel een gezond kind hebben uitgewisseld tegen een lelijk, geestelijk en lichamelijk verkommerd kind.
● Verlichting: de naam ‘zwakzinnig’ kwam in de mode, omdat verstandelijke beperking werd opgevat als een zwakte van de verstandszin (de centrale zin van de mens naast andere zinnen zoals gezichtszin of gehoorszin).
● Negentiende eeuw: geleidelijk werd ‘idioot’ gereserveerd voor de ernstigste graad, ‘imbeciel’ (zwak, zonder innerlijk houvast) voor de middelste graad en ‘debiel’ (licht zwak) voor de lichtste graad van verstandelijke beperking. ‘Oligofrenie’ (oligo = weinig, frena = hersenen, verstand) werd de algemene medische term voor verstandelijke beperking.
● Twintigste eeuw: de benamingen ‘geestelijke handicap’ en ‘mentale handicap’ kwamen in zwang, ter onderscheiding van lichamelijke, visuele en auditieve handicap. Tegen het einde van de eeuw werden deze benamingen vervangen door ‘intellectuele beperking’ of ‘verstandelijke beperking’. Er ontstond toen ook een neiging tot het gebruik van eufemismen: ‘mensen met speciale behoeften’, ‘zogenaamde verstandelijke beperking’: ‘verstandelijke beperking’ tussen aanhalingstekens. Ten slotte pleitten sommigen voor de afschaffing van elke bijzondere benaming: verstandelijke beperking bestaat niet, het is een fantoom (spookbeeld), er is slechts sprake van diversiteit (verschillen tussen mensen, omdat elk mens uniek is).

De Verlichting vormde in deze geschiedenis het begin van een keerpunt. Er kwam langzaam maar zeker steeds meer aandacht voor het formuleren van rechten van mensen, een vorm van humaniteit die uiteindelijk ook de groep mensen met beperkingen bereikte. Bovendien ontstond er door de opkomst van het rationele denken meer aandacht en belangstelling voor de ontwikkeling van het verstand en dus ook voor de mensen die hier hun beperkingen vonden. Dat leidde tot een steeds verdergaande differentiatie in de hulpverlening, waarbij mensen met psychiatrische stoornissen onderscheiden werden van mensen met verstandelijke beperkingen. In dit klimaat ontwikkelde zich stap voor stap, stukje bij beetje de gerichte zorg- en hulpverlening voor mensen met verstandelijke beperkingen. Deze kenmerkt zich onder meer door:

- Specifieke methoden van hulpverlening: de eerste specifieke methode was de ‘fysiologische methode’ van Itard (zie bijvoorbeeld:1801 Victor, de Wilde van Aveyron. Het begin van opvoeding van idioten).
- Specifieke instellingen: de eerste specifieke instellingen waren de speciale scholen en de speciale instituten (zie: 1855 De Haagse Idiotenschool van dominee Van Koetsveld. De eerste school in Nederland voor speciale kinderen).
- Specifieke professionele hulpverleners: de eerste professionals waren artsen, onderwijzers en orthopedagogen (zie: het pionierswerk van de Utrechtse arts en hoogleraar Jacob Schroeder van der Kolk (1797-1862), behandeld in het venster 1841: Krankzinnigenwet).
- Specifieke wetgeving: de eerste wetgeving was de wet op het buitengewoon onderwijs. De ontwikkeling van het buitengewoon en speciaal onderwijs wordt beschreven in een aparte Canon speciaal & passend onderwijs.
- Specifieke wetenschapsbeoefening, gericht op verstandelijke beperkingen en hulpverlening aan mensen met verstandelijke beperkingen. De eerste publicaties waren van de hand van Itard, Séguin en in Nederland van Comenius (te vinden in het Comenius-museum in Naarden, waar hij ook begraven is).

De ontwikkeling vanaf 1800 van deze specifieke vormen van zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt beschreven in deze Canon gehandicaptenzorg.

Publicatiedatum: 01-09-2012
Datum laatste wijziging :31-01-2024
Auteur(s): Ad van Gennep (1937-2019), Teun Post,
Verwante vensters
Extra Aantallen
Het SCP schat dat er in Nederland in 2018 ongeveer 440.000 mensen met een verstandelijke beperking zijn (IQ (Intelligentie quotiënt) tot 70). Van hen heeft een zesde (ca. 70.000 mensen) een ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 50). Ongeveer 370.000 mensen hebben een lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 50 en 70). Ongeveer 2,3 miljoen mensen in Nederland hebben een IQ tussen 70 en 85.
Een deel van hen heeft zodanige sociale redzaamheidsproblemen dat ook zij toegang hebben tot de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. Het SCP schat hun aantal in de Nederlandse bevolking op 730.000 in 2018. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen gebruik maken van voorzieningen uit de Wet langdurige zorg (Wlz (Wet langdurige zorg)). In 2018 hebben volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 111.010 mensen met een verstandelijke beperking gebruik gemaakt van zorg en ondersteuning vanuit deze volksverzekering. Dit is echter een onderschatting van het aantal mensen met een verstandelijke beperking in Nederland omdat mensen die gebruik maken van de Wlz meestal in een instelling wonen. Een groot deel van de zorg en ondersteuning van mensen met een lichte verstandelijke beperking (met wel of geen sociale redzaamheidsproblemen) loopt via de gemeente, huisarts en informele zorg. Precieze cijfers daarvan zijn niet bekend.

Het is overigens moeilijk om deze aantallen te vergelijken met andere landen, omdat overal andere criteria worden gehanteerd. De World Health Organization (WHO) schat het aantal mensen met een verstandelijke beperking tussen de 1 en 3 procent van de wereldbevolking, waarbij dient te worden aangetekend dat naarmate de welvaartstandaard van een land slechter is, het aantal mensen met een verstandelijke beperking toeneemt. Nederland als welvarend land zit met zijn aantallen dus relatief laag ten opzichte van andere landen.
Bron: Zorginformatie Rijksoverheid.
Verder studeren
Literatuur
  • Carbo, Christa & Max Paumen (2009), Liefdewerk en oud papier. De geschiedschrijving van de gehandicaptenzorg. Houten: Bohn, Stafleu en Van Loghum. Dit boek werd geschreven in opdracht van Markant, maandblad voor de gehandicaptenzorg.
  • Jan Bijlsma, Hay Janssen (2012), Van onnozele tot mensen met mogelijkheden. in: Sociaal Werk in Nederland. Vijfhonderd jaar verheffen en verbinden, Bussum: Coutinho, tweede druk, 195-232.
  • Kingma, T. (1984), Zorg voor geestelijk gehandicapten. Ontwikkelingen in hulpverlening en voorzieningen  Alphen aan den Rijn, 2e herziene druk.
  • Dieterich, V.J. (1992), Johan Amos Comenius.  Baarn: Tirion.
  • Jak, Th. (1988), Armen van Geest. Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Nederlandse zwakzinnigenzorg. Academisch proefschrift. Amsterdam: Pedagogisch Adviesbureau.
Links
    homepage   volgende   laatste