Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1926Creatieve therapie Non-verbale behandeling in de ggz
In het provinciaal ziekenhuis te Santpoort voerde dr. Willem Matthias van der Scheer (1882-1957) als eerste de actieve therapie in Nederland in. Dat gebeurde in 1926 nadat hij in het Duitse Gütersloh een bezoek had gebracht aan dr. Herman Simon (1867-1947), die werkzaam was in het Provinzial Heilanstalt. De gedachte achter actieve therapie was dat een mens nooit niets deed, hij doet altijd iets.
Creatieve therapie werd populair met de opkomst van de verwerkelijkingspsychologie van Abraham Harold Maslow (1908-1970), de daarop geënte cliëntgerichte psychotherapie van Carl Rogers (1902-1987) en de Gestalttherapie van Fritz Perls (1893-1970). In deze therapieën werd veel aandacht besteed aan zelfexpressie en creativiteit. Deze therapievormen gebruikten vooral rollenspellen.
Internationale inspiratie werd er gevonden bij onder meer de Amerikaanse Walden school en het werk van Friedl Dicker-Brandeis in het concentratiekamp Theresienstadt. Na de oorlog verrichtte psychiater Vaessen pionierswerk in de Willibrordus Stichting in Heiloo.
De Nederlandse Vereniging voor Expressieve en Kreatieve Therapie werd in 1962 opgericht. Daar waren uitsluitend creatieve therapeuten lid van die in de psychiatrie werkten. In 1977 veranderde de naam in Nederlandse verenging voor Kreatieve Therapie (NVKT). Dit kwam omdat de creatieve therapeuten in de meerderheid waren ten opzichte van de expressieve therapeuten. In 1984 veranderde de naam opnieuw in Nederlandse Verenging voor Creatieve Therapie (NVCT).
Toonaangevend in de recente ontwikkelingen van creatieve therapie was Henk Smeijsters (1952). Hij was lange tijd hoofd van de Opleiding voor Creatieve Therapie aan de Hogeschool Limburg in Sittard en schreef het ‘handboek Creatieve Therapie’. Voor dit boek heeft hij het CT-molecuul, Creatieve Therapie Molecuul, ontwikkeld. In deze molecuul wordt beschreven welke kennis en vaardigheden een creatief therapeut nodig heeft.
Smeijsters heeft ook het analoge-procesmodel ontwikkeld. De creatief-procestheorie bestaat uit twee assen. De ene as zegt iets over de inhoud terwijl de andere as iets vertelt over de vorm. Dit model is bedoeld om te zien waarom werkvormen bij cliënten leidden tot veranderingen.
Mede dankzij Smeijsters wordt creatieve therapie steeds meer evidence based practice (EBP) . Helaas is het in de praktijk nog moeilijk om onderzoek naar de effectiviteit op te starten vanwege gebrekkige financiering.
Sinds 2006 heet creatieve therapie ‘vaktherapie’. Deze term is bedacht door het Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding (CONO) van de GGZ. Daarnaast is door hen ook geadviseerd om een samenwerkingsverband aan te gaan met Psychomotorische therapie. In 2006 is daarom de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB) opgericht.
Smeijsters zegt over deze samenvoeging dat de discussie moet blijven gevoerd worden over zowel de overeenkomsten van de creatieve therapieën en de psychomotorische therapie, als over wat de creatieve therapieën onderling verbind.
Recent heeft de CONO-kamer van Vaktherapeuten een advies voorbereid met als doel vaktherapie onder artikel 34 van de BIG-wet te erkennen. Dit houdt in dat de opleiding tot deze professie wordt vastgesteld, dat het gebied van deskundigheid wordt omschreven en dat de titel, in dit geval vaktherapeut, wettelijk wordt beschermd. De aanvraag voor de BIG-registratie ligt bij het ministerie maar behandeling is afhankelijk van de evaluatie van de BIG-wet.