Verwante vensters |
|
1996 Persoonsgebonden budget (PGB) Eigen regie over zorg = regie over het eigen leven |
|
Het was en is een bijzonder idee: een budget waarmee personen met een handicap of chronische ziekte zelf zorg kunnen inkopen. In 1996 werd in Nederland het zogenaamde Persoonsgebonden Budget (PGB) ingevoerd. Het geld van de zorgverzekering ging niet langer vanzelfsprekend naar de gevestigde zorgverleners. Nee, met het PGB werd het voor gehandicapte mensen mogelijk om dat publieke geld direct te ontvangen en te besteden aan zelf gekozen zorgverleners. De invoering van het PGB werd gezien als een belangrijke vernieuwing van het Nederlandse zorgsysteem. Het maakte immers zelfregie mogelijk en bleek bovendien vaak goedkoper te zijn dan zorg in natura. Een uitkomst voor de paternalistische en dure Nederlandse verzorgingsstaat? Experimenten Met de introductie van het PGB in de jaren 1990 kwamen twee ontwikkelingen samen. Het PGB was in de eerste plaats een hoogtepunt in de emancipatiestrijd van gehandicapte Nederlanders. Geïnspireerd door de internationale beweging voor onafhankelijk leven (Independent Living) met boegbeelden zoals Judy Heumann en Adolf Ratzka, hadden activisten zoals Conny Bellemakers sinds de jaren 1980 gepleit voor een individueel budget waardoor mensen meer regie over hun zorg en daarmee over hun leven kregen. In juni 1987 bezocht een vertegenwoordiging van ‘gehandicapten, kruiswerk, ziekenfonds en politici’ een Deens experiment dat inspiratie gaf om ook in Nederland te experimenteren met independent living. In 1989 vroeg de staatssecretaris van Volksgezondheid de Ziekenfondsraad om advies uit te brengen over een mogelijk experiment met een cliëntgebonden budget in de thuiszorg. In maart 1990 bracht de Ziekenfondsraad een positief advies uit en gaf zij opdracht om het experiment en het bijbehorende onderzoek uit te voeren. Tussen mei 1991 en mei 1993 liep een experiment met ruim 300 personen uit Eindhoven en Drenthe die cliënt waren bij de thuiszorg. De helft van deze groep kreeg de keuze aangeboden de zorg gewoon te krijgen zoals in het verleden, of te kiezen voor uitbetaling van het bedrag dat tegenover die zorg stond. 45% van die groep koos voor een budget dat naar eigen inzichten gebruikt kon worden. En hoewel dat de mogelijkheid open laat dat er geen zorg mee gekocht wordt, deed zich dat slechts in een enkel geval voor. Van wie voor een budget koos, was 80% zeer tevreden over de flexibiliteit en keuzevrijheid die daarmee gewonnen werd. Op basis van de resultaten van dit experiment doet staatssecretaris Erica Terpstra (VVD) in 1995 een voorstel voor een Persoonsgebonden Budget aan de Tweede Kamer en met succes. Onderdeel marktdenken Het was geen toeval dat een VVD-politica een leidende rol pakte bij de invoering van het PGB. Binnen haar partij kon het idee van marktwerking en keuzevrijheid voor de zorgconsument op veel sympathie rekenen. Het PGB kan daarom, ten tweede, gezien worden als onderdeel van de introductie van ‘de markt’ in het Nederlandse zorgsysteem. Vanaf de jaren 1980 zochten beleidsmakers (niet alleen VVD-ers) steeds nadrukkelijker naar marktoplossingen voor problemen in de zorg. Het PGB paste daar goed in: de cliënt kwam meer centraal te staan en bovendien bleken kosten bespaard te worden. Werd het PGB zodoende een succesverhaal? Enerzijds wel: mensen die er gebruik van gingen maken, waren en zijn vaak enthousiast. Met het PGB bepalen zij zelf welke zorg zij wanneer nodig hebben. Het budget was vaak ook een uitkomst voor ouders van kinderen met een verstandelijke beperking. Zij waren niet langer afhankelijk van zorgverleners, maar zij konden zelf passende zorg organiseren en ook de door hen zelf geleverde zorg kon betaald worden. Het is dan ook geen wonder dat vanuit gevestigde zorgverleners gereserveerd gereageerd werd op het budget. Zij vroegen zich af waar zo een budget voor nodig was en of ouders wel in staat waren om te bepalen wat goede en passende zorg was. Uiteindelijk moesten zij zich schikken naar de nieuwe situatie. Verantwoordingsstructuur Het PGB leidde ook tot nieuwe initiatieven. Door meerdere PGB’s samen te voegen ontstond de mogelijkheid voor bijvoorbeeld ouders om nieuwe kleinschalige woonvoorzieningen te realiseren. Nogal eens gebeurde dat in samenwerking met grotere instellingen. En vaak namen nieuwe zorgondernemers daartoe het initiatief. De Thomas-huizen zijn daar een voorbeeld van. Deze zijn in 2001 opgericht door Hans van Putten, die voor zijn verstandelijk beperkte zoon Thomas geen geschikte plek kon vinden in zorginstellingen. Uit onvrede nam hij het initiatief tot Thomashuizen, kleinschalige voorzieningen, gerund door een zorgondernemer en gefinancierd door het bijeenbrengen van PGB’s. Inmiddels zijn er 118 Thomashuizen (cijfer: 2022) die zelfstandig opereren maar met elkaar in een franchisenetwerk verbonden zijn. De reden waarom het PGB desondanks geen eenduidig succesverhaal is geworden, ligt vooral in de verantwoordingsstructuur die de overheid voor het budget heeft opgetuigd. De manier waarop budgethouders verantwoording moeten afleggen van het gebruik van hun budget is zo ingewikkeld en vraagt zoveel werk dat het PGB veel van haar aantrekkelijkheid verloren heeft. De eisen voor de verantwoording lijken met name aangescherpt vanaf de economische crisis in 2008. Sindsdien legt de overheid nadruk op het belang van informele zorg (volgens het ideaal van de ‘participatiesamenleving’) en probeert ze verder te bezuinigen op zorgkosten. Dat resulteert bij het PGB in een strenge controle door de overheid die precies wil weten of het budget wel goed besteed wordt; een controledrang die versterkt is door een aantal fraudezaken die breed uitgemeten zijn in de pers. Bij die fraudezaken gaat het vaak om oneigenlijk gebruik van het budget en om tussenpersonen die misbruik maken van het in hen gestelde vertrouwen. (Zie: venster over zorgfraude.) Per Saldo Het PGB kent een korte, bewogen geschiedenis waarin het idee zowel toegejuicht als verguisd werd. De meeste mensen kiezen nog steeds voor zorg in natura, maar daarnaast is het PGB een extra mogelijkheid die moeilijk is weg te denken in het Nederlandse zorglandschap. Volgens de Monitor Langdurige Zorg van de overheid ontvingen in 2023 bijna 60.000 burgers een PGB. Tot op de dag van vandaag vecht Per Saldo, de vereniging van budgethouders, voor verbetering en versimpeling van de regeling. Ondanks de blijvende uitdagingen biedt het budget nog steeds aan veel mensen met een (verstandelijke) beperking en hun ouders de mogelijkheid om zorg te organiseren op de manier die hen het beste past. Zie voor meer achtergrondinformatie en uitgebreide literatuurverwijzingen het PGB-venster in ACTUA. |
|