Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1950Marie Kamphuis Social casework: empowerment avant la lettte
Met de uitbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog groeide de behoefte aan professionalisering van de sociale sector en scholing van maatschappelijk werkers. De blik richtte zich daarbij vooral op de Verenigde Staten. Verschillende Amerikagangers trokken naar dat moderne land om inspiratie op te doen. Marie Kamphuis (1907-2004) speelde daarbij een cruciale rol. Zij werd opgeleid aan het Centraal Instituut voor Christelijke-Sociale Arbeid (CICSA) in Amsterdam. Net voor de oorlog werkte ze in Drenthe. In 1943 vertrok ze naar Groningen, waar ze aan het hoofd kwam te staan van de Groninger dependance van de CICSA, de latere Academie voor Sociale en Culturele Arbeid (ASCA, tegenwoordig onderdeel van de Hanzehogeschool en gehuisvest in een naar haar genoemd gebouw).
In het academiejaar 1946/47 verbleef Marie Kamphuis langdurig in de Verenigde Staten als gast van de New York School of Social Work. Ze vond er inspiratie in het werk van Mary Richmond, Gordon Hamilton en Florence Hollis. Na haar terugkeer publiceerde ze in 1950 het boek ‘Wat is social casework’. In 1954/55 ging Kamphuis opnieuw voor langere tijd naar de Verenigde Staten. Ze bezocht er universiteiten en instellingen om hun programma’s en werkwijzen te bestuderen.
De kern van social casework is het methodisch hulpverlenen aan personen en gezinnen. Daarmee onderscheidt deze benadering zich van groepswerk en opbouwwerk. Social casework vormt een breuk met de oudere paternalistische hulpverlening doordat het perspectief van de cliënt belangrijk wordt. De hulpverlening moet vooral gericht worden op het aanwenden van de hulpbronnen van de cliënt en zijn omgeving, om het activeren en vergroten van zijn zelfredzaamheid. Die benadering sluit aan bij de hedendaagse aandacht voor empowerment.
Kamphuis is de bekendste ‘Amerikaganger’. Andere Amerikagangers waren Jo Boer (directrice van Stichting Opbouw Drenthe, importeerde ‘community organization’) en Jan Floris de Jongh (directeur van de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam, importeerde het werk van Bertha Reynolds over opleiden van sociaal werkers). Gradus Hendriks, ambtenaar bij het ministerie van Maatschappelijk Werk legde er zijn oor te luister over ‘community organization’. Ook recenter zien we dat de professionele kennis van de Nederlandse sociale sector gedeeltelijk uit import bestaat. Voorbeelden daarvan zijn de ‘work first’ benadering uit Wisconsin of de methode voor opvoedingsondersteuning Triple P methodiek uit Australië.
Kamphuis’ social casework werd na de eerste uitgave in 1950 regelmatig bijgewerkt en herdrukt, in totaal elf keer op een periode van 27 jaar. Zodoende speelde Marie Kamphuis een belangrijke rol in de opleiding en vorming van verschillende generaties sociaal werkers. Ze wordt mede daarom ook gezien als een pionier in de professionalisering van het sociaal werk. Die rol vervulde ze niet alleen via opleidingen, maar ook via het bepleiten en actief zoeken van een verknoping tussen hulpverlening en wetenschap.
In de jaren zeventig en tachtig daalde de populariteit van social casework, omdat die te eenzijdig op het individu gericht zou zijn en te weinig op de ruimere sociale omgeving. Daarbij speelde het werk van Milikowski en de notie van politiserende hulpverlening een rol.
Publicatiedatum: 15-02-2009
Datum laatste wijziging :15-05-2014
Auteur(s): Jan Steyaert,