Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1866Wet op landloperij en bedelarij Landloperskolonie in o.a. Wortel
Lange tijd werd het Europese landschap gedomineerd door rondtrekkende burgers, deels omdat ze geen vaste woonplaats hadden en hun ‘werk’ volgden als seizoenarbeider, huursoldaat of rondtrekkende wetenschapper (denk aan Erasmus, Thomas More …), deels omdat ze uit armoede genoodzaakt waren rond te dolen. De tolerantie en gastvrijheid ten aanzien van zwervers nam echter langzaam af. In de 9de eeuw gaf de lex Francorum al aan dat men niet mocht geven aan zwervers die weinig geneigd waren te werken voor hun inkomen. Met de industrialisatie en verstedelijking in de 19de eeuw, wordt landloperij ook een stedelijk probleem.
In 1818 werd in Nederland de Maatschappij van Weldadigheid opgericht, die landloperij wilde bestrijden door stedelijke zwervers over te brengen naar landbouwgebieden en ze daar werk te geven. Hun werk was meteen een manier om deze afgelegen gebieden te ontwikkelen. Zo ontstonden koloniën in Willemsoord, Frederiksoord, Wilhelminaoord, Veenhuizen en Ommerschans (in wat nu Nederland is), en Wortel en Merksplas (in wat nu Vlaanderen is). In 2008 publiceerde Suzanna Jansen een intrigerende beschrijving van ’het pauperparadijs’ in Veenhuizen.
Na de Belgische onafhankelijkheid verdwijnt het vrijwillige karakter van deze vorm van ’hulpverlening’ en wordt landloperij een misdrijf. Meer dan honderd jaar is de wet ter beteugeling van landloperij en bedelarij van 27 november 1866 bepalend (de wet kende in 1891 een aanpassing). Op het misdrijf landloperij volgt echter geen straf meer zoals voordien, maar een administratieve maatregel. Zwervers worden opgenomen in een landloperskolonie: Wortel, Merksplas of Brugge voor vrouwelijke zwervers. Net vóór WO1 verbleven er in Merksplas meer dan 5000 landlopers en in Wortel meer dan 500. Daar verbleven ze tot ze voldoende ‘uitgangsmassa’ verwerven, d.w.z. inkomen uit arbeid in de kolonie of achterstallig loon en uitkeringen en dergelijke. De meeste zwervers keren na een korte periode buiten de kolonie steeds terug, landloperij is chronisch. Ze kunnen zich vrijwillig aanbieden voor opname, of worden door de politie opgepakt. Meerdere generaties jongeren groeiden op met de boodschap om steeds voldoende geld op zak te hebben om een brood te kopen, anders konden ze als landloper opgepakt worden!
In de jaren zeventig ontstaat een meer sociale kijk op landloperij, met het ontstaan van onthaaltehuizen en aangepaste hulpverlening. Belangrijke ijkpunten in die ontwikkeling zijn het internationale jaar van de daklozen in 1987 en een groot onderzoek naar landloperij met onder meer de Koning Boudewijnstichting en de Vereniging der Vlaamse Onthaaltehuizen. Onderdeel daarvan is ook een publicatie uit 1991 rondom ’Nonkel Miele’, die later Gilbert blijkt te heten en zwerver is in Gent. Zijn verhaal wordt via tekst en foto opgetekend.
In 1993 volgt dan de afschaffing van de wet en daarmee wordt de lang bepleitte depenalisering van landloperij realiteit. Op dat moment verbleven er in Merksplas nog 400 landlopers en in Wortel 250. De landloperskolonie sluit haar deuren en wordt in 1999 erkend als beschermd landschap. Ook de terminologie wijzigt, het begrip landloper wordt vervangen door dak- en thuisloze.
Verandering in landloperij en bedelarij sindsdien zijn het werken met een straatkrant (vooral in Nederland, maar ook in de UK (Big Issue) en zelfs in ’Second Life’) en de georganiseerde bedelarij met Roemeense kinderen. Continu thema blijft de situatie van woonwagenbewoners en hun ’doortrekkersterreinen’. Nieuw is ook dat dak- en thuislozen niet alleen aandacht krijgen als ze overlast veroorzaken, maar dat hulpverleners ze via straathoekwerk actief opzoeken.
Publicatiedatum: 27-08-2009
Datum laatste wijziging :03-03-2021
Auteur(s): Jan Steyaert,