S I G N A L E M E N T
Aan het begin van de jaren tachtig was Amsterdam er slecht aan toe. Het straatbeeld werd getekend door vervallen panden en verslaafden. De werkloosheid liep op. Inwoners vertrokken massaal, kantoren verdwenen uit de binnenstad.
Tien jaar later was de leegloop voorbij. De economie trok aan en gaandeweg vond Amsterdam een nieuwe toekomst. Wijken verbeterden, fabrieken werden creatieve broedplaatsen, yuppen arriveerden, gezinnen wilden er weer wonen. Maar de laatste jaren trekt Amsterdam zoveel mensen, bedrijven en geld dat een nieuwe crisis is ontstaan. Een ‘crisis van succes’ – waarin woningnood, toerisme en economische ongelijkheid de stad voor velen onbetaalbaar en ontoegankelijk maken.
In het boek ’De stad’ laat Marcel van Engelen zien welke krachten, ideeën en mensen Amsterdam maakten tot de stad die het nu is – van het dieptepunt tot vandaag. In een boek vol kleurrijke personages – wethouders, architecten, activisten, wetenschappers, bewoners en café-eigenaren – vertelt hij hoe Amsterdam van wijk tot wijk veranderde, weer tot bloei kwam en voor nieuwe uitdagingen kwam te staan.
Leesfragment: De stad
door Marcel van Engelen
Van een verloederde stad tot een gewilde metropool
Inleiding
Als je aan het einde van de Kinkerstraat de brug neemt, richting het westen van Amsterdam, staat hij daar opeens. Rechts, over het water. De Pontsteiger. Vanaf hier oogt het gevaarte weliswaar klein en bescheiden, als een poortje waar het water van de Kostverlorenvaart verderop tussendoor stroomt, maar je verwacht het niet, op vier kilometer afstand. Zoals het ding ook ver buiten de stad, in het polderland rond Purmerend, opeens in je blikveld kan liggen, uitpiepend boven de skyline van de stad.
Van dichtbij rijst het woongebouw hoog en robuust op. Aan de rand van de oude Houthaven, waar ooit de palen lagen te dobberen waarop de huizen van de stad werden gebouwd, staat het stoer in de wind, met de blik op het IJ. Het is alsof het naar Noord tuurt, alleen de hand aan het voorhoofd ontbreekt.
Meteen na de oplevering, in 2018, was de Pontsteiger een landmark van de stad. Zoals Filmmuseum Eye dat van meet af aan was. Of van oudsher de Westerkerk, aan de rand van de Jordaan. Het heeft te maken met de hoogte, 90 meter in een omgeving van laagbouw, de ligging aan het IJ, en vooral met zijn simpele en tegelijk rare vorm.
Grondgedachte bij het ontwerp was dat mensen graag hoog wonen, met weids uitzicht, of juist laag, dicht bij het straatrumoer. Maar liever niet halverwege. De ideale vorm, redeneerden de architecten Floor Arons en Arnoud Gelauff, was een hoofdletter I met schreven, horizontale streepjes onder en boven. Alleen was dat technisch lastig te realiseren. Na lang brainstormen, schetsen, weggooien en opnieuw beginnen, kwamen ze uit op een hoekige O die halverwege omhoog klapt. Toen ze die vorm eenmaal hadden, was niet meer voor te stellen waarom het ontwerp zoveel tijd en moeite had gekost – zoals vaker met goede vondsten. Al vond niet iedereen de Pontsteiger een goede vondst. ‘Het schijthuis,’ luidde een van de bijnamen die Amsterdammers eraan gaven, want een toiletpot kun je er ook in zien.
Als geen ander gebouw markeert de Pontsteiger de nieuwe fase waarin Amsterdam is beland. Het is wel eens vergeleken met het Rijksmuseum, gebouwd eind 19e eeuw, aan de toenmalige rand van de stad. Dat was bij de aanvang van wat wel ‘de tweede Gouden Eeuw’ van Amsterdam wordt genoemd, een periode waarin stoom, elektriciteit, fabrieken en treinen een industriële revolutie ontketenden waardoor Amsterdam, net als veel andere steden, hard groeide, nadat het twee eeuwen in omvang gelijk was gebleven.
De huidige tijd is wel bestempeld als ‘de derde Gouden Eeuw’. Los van het inmiddels controversiële ‘gouden’, gaat de vergelijking met de 17e eeuw mank, omdat Amsterdam nu een van de vele global cities is, op wereldschaal slechts een kleintje, terwijl het destijds een wereldmacht was. Maar de vergelijking treft ook doel, omdat digitalisering, internationalisering en een snelgroeiende kenniseconomie de stad in een sterke opwaartse spiraal hebben gebracht. Aan het begin van de 21e eeuw trekt Amsterdam bijzonder veel mensen, bedrijven en geld aan, voor een groot deel afkomstig uit het buitenland – net als vier eeuwen geleden. Bovendien groeide de stad in de oorspronkelijke ‘Gouden Eeuw’ niet alleen hard, zoals nu, en bood ze veel kansen, maar zij was ook een plek van grote en groeiende verschillen. Een minderheid in Amsterdam werd in de 17e eeuw erg rijk, met velen ging het goed, maar zeker een kwart van de bevolking leefde in de Gouden Eeuw in schrijnende armoede.
De Pontsteiger is ook geschikt om andere ontwikkelingen op te projecteren. Zoals het grote geld dat zich op het hoofdstedelijke vastgoed stortte. Het gebouw werd ooit bedacht door woningcorporaties uit de nabijgelegen Spaarndammerbuurt, als kroon op een nieuwe wijk aan het IJ, Houthaven. Maar de corporaties werden hard geraakt door de financiële crisis die zich vanaf het najaar van 2008 ontrolde en uitmondde in een recessie. Om een gat in de rijksbegroting te dichten, legde minister van Wonen Stef Blok de corporaties een forse belasting op (de verhuurdersheffing), waardoor zij voorlopig niet konden investeren in verdere groei van de stad. Ze trokken zich terug uit verschillende gebieden en projecten, waaronder de Pontsteiger. In de jaren daarna zouden projectontwikkelaars en andere private partijen even het ‘alleenrecht’ hebben op de bouw van nieuwe huizen – een vreemd neveneffect van de financiële crisis.
Voor de corporaties was de Pontsteiger al een prestigeproject. De private partijen die het gebouw overnamen, een ontwikkelaar en een bouwbedrijf, tilden het pronkstuk naar een nog hoger segment. De enorme en luxueuze koopappartementen op de bovenste etages werden aangeboden op beurzen voor de zeer vermogenden, zoals Masters of lxry.
Architecten Arons en Gelauff, oorspronkelijk ingehuurd door de corporaties, moesten vechten als leeuwen om hun ontwerp in eigen hand te houden. Dat lukte doordat ze meebewogen met de nieuwe ontwikkelaars. ‘We waren volkshuisvestingsjongens, gewend om slaapkamers van 10 vierkante meter te ontwerpen,’ zei Gelauff. ‘Nu moesten we master bedrooms intekenen van 100 vierkante meter, inloopgarderobes voor hem en haar, en een wellnesshoekje voor logés.’ Om te weten hoe die eruitzagen, bekeken ze op internet plaatjes van lofts en penthouses in New York en Singapore.
De gehele bovenste etage van de Pontsteiger, met een oppervlakte van 1440 vierkante meter, kwam in 2016 in handen van de Amsterdamse ondernemer Won Yip, die er 16 miljoen euro voor neertelde. Een prima investering, bleek al snel. Hij deelde de bovenlaag op in vier delen en verkocht er drie door, met flinke winst. Het was het begin van meer speculatie, veelal van andere grote ondernemers, die de appartementen kochten en van de hand deden, soms zonder er zelf gewoond te hebben.
Ook illustreert de Pontsteiger hoe Amsterdam zich weer naar het IJ keerde. Het brede water was eeuwenlang de levensader van de stad en vanuit de binnenstad goed zichtbaar, tot de aanleg van het Centraal Station en de spoordijken ernaartoe het IJ afsneed van de rest van Amsterdam. Aan het einde van de 19e eeuw werd de strook achter het spoor een dynamisch, maar ook ontoegankelijk gebied voor overslag. Met kranen, silo’s en loodsen. Toen de industriële economie vanaf de jaren ’60 in verval raakte, kwam de Zuidelijke IJ-oever er verloren bij te liggen. Vanaf de jaren ’90 ontwikkelde de gemeente nieuwe plannen voor deze IJ-strook. En aan het begin van de 21e eeuw stoomde ook de andere zijde van het water op, de noordkant, waar eerder fabrieken en scheepswerven lagen, zoals het ndsm-terrein. Het IJ, dat decennialang nauwelijks bij de stad hoorde, groeit dezer jaren uit tot het nieuwe midden van Amsterdam. Veel van de nieuwbouwplannen voor de stad worden aan het water gerealiseerd.
Voor een belangrijk deel gaat het, net als bij de Pontsteiger, om hoogbouw. In het oosten van het IJ, op het Zeeburgereiland, verrezen onlangs de torens van de nieuwe Sluisbuurt. Ook langs de ringweg A10 en bij trein- en metrostations als Amstel, Lelylaan, Bullewijk en Noord klimt Amsterdam de lucht in. Het leidt tot een nieuw stadsbeeld, door de directeur van de gemeentelijke dienst Ruimte en Duurzaamheid geschetst als ‘hoge gebouwen rond een platte pannenkoek’. Die pannenkoek, voegde ze eraan toe, is wel waar de stad het van moet hebben. Die bepaalt de aantrekkingskracht van Amsterdam. ‘Het is ons goud.’
Maar bovenal staat de Pontsteiger symbool voor het recordtempo waarin de stad de laatste jaren groeit, met name na de financiële crisis van 2008 en de economische recessie die daarop volgde. De expansie gaat zo snel dat ook de gemeente verrast werd. In 2011 verwachtte Amsterdam nog een groei van ongeveer 80.000 inwoners in een kleine dertig jaar – de stad zou in 2040 zo’n 860.000 bewoners tellen. Het ging sneller. Dat inwonertal werd al in 2019 bereikt. Niet alleen in de oude Houthaven, op veel meer plekken vulden bouwkranen de skyline, om daarna weer te verdwijnen, hele nieuwe wijken, halve buurten of grote complexen achter zich latend. Het is sinds pakweg 2014 heel gewoon om delen van de stad waar je enige tijd niet bent geweest onherkenbaar aan te treffen: de omgeving van de oude Bijlmerbajes en het amc in Zuidoost; stukken in Buiksloterham en bij ndsm in Noord; het nieuwe centrumgebied van Osdorp in Nieuw-West; de nieuwe straten rond station Sloterdijk; grote delen van de Zuidas, Oostenburg, Cruquiuseiland, Zeeburgereiland. Enzovoort, enzovoort.
De honger is nog niet gestild. De bovenste etage van de Pontsteiger biedt een fraai uitzicht over Noord tot aan Zaanstad. De nieuwe wijk Haven-Stad, die in de noordwestelijke hoek binnen de ringweg van Amsterdam gebouwd gaat worden, moet 40.000 tot 70.000 woningen gaan tellen. Dat is drie keer zoveel als IJburg wanneer dat klaar is.
In 2021 noteerde het stadsbestuur de ambitie om tot 2050 zo’n 150.000 nieuwe woningen te bouwen, voor een kwart miljoen nieuwe inwoners – de stad moet grofweg met een derde groeien in enkele decennia. Als het gebeurt, is het de grootste groeispurt in de geschiedenis van Amsterdam. Gepland binnen de huidige stadsgrenzen, terwijl vroegere expansie vooral plaatsvond door nieuw gebied in te lijven, zoals de Bijlmermeer.
Toch beperken de groei en verdichting zich niet tot de huidige gemeente. Waar Amsterdam in het noorden begint samen te vallen met Zaanstad, raakt de stad in het zuiden en oosten meer verweven met Hoofddorp, Amstelveen, Ouder Amstel en Diemen, terwijl Weesp sinds 2022 officieel is opgeslokt. In de toekomstvisie die Amsterdam presenteert staan Hilversum en Haarlem doodleuk opgenomen, als waren het al buitenwijken van de stad.
Als ‘derde Gouden Eeuw’ niet passend is, dan wel die andere gevleugelde term: ‘schaalsprong’. Amsterdam is van een stadje – weliswaar altijd internationaal georiënteerd geweest, maar ook lang klein en haast dorps gebleven – aan het uitgroeien tot een heuse metropool.
|