Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
1872Vereeniging tot Verbetering der Kleine Kinderbewaarplaatsen Zorg voor het jonge kind
Vanaf het midden van de 18e eeuw groeide de behoefte aan opvang van kinderen. De opkomende industrialisatie drukte thuisarbeid als weven en spinnen uit de markt en dreef vrouwen naar de fabriek. Ook de daling van de kindersterfte zorgde ervoor dat de behoefte om kinderen buiten het gezin op te vangen toenam. Veel opvang was er echter niet. Er waren wel een hele reeks van zogenaamde matressenschooltjes (afgeleid van het Franse maîtresse, juffrouw) maar dat waren meer tijdelijke bewaarplaatsen dan echte opvang. Ook waren er een aantal initiatieven van filantropische organisaties, zoals de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, die bewaarscholen organiseerden voor wat kleinere groepen kinderen, met ruimere lokalen en beter geschoold personeel. De eerste bewaarschool startte omstreeks 1828 in Zwolle op initiatief van Jan ter Pelkwijk. Ongeveer dezelfde tijd zette te J.S. Mollet in de Amsterdamse Berenstraat ook een bewaarschool op.
Deze bewaarscholen ontleenden inspiratie aan vergelijkbare initiatieven in Brussel en aan de Zwitserse pedagoog Pestalozzi (nog steeds bekend als een belangrijk denker over informeel leren).
Deze initiatieven lieten onverlet dat er grote ontevredenheid bestond over de plekken waar kinderen konden worden opgevangen. De Amsterdamse stadsgeneesheer Samuel Coronel, die in de tweede helft van de 19e eeuw volop aandacht vroeg voor gezondheidsaspecten op het werk (en daarmee in feite de grondlegger werd van onze huidige ARBO-wetgeving), sprak in 1863 na een onderzoek onder 260 kinderbewaarplaatsen over ‘holen van mensenverdierlijking’ en ‘pestholen’. Zijn ideeën vormden een inspiratiebron voor Sam van Houten’s Kinderwetje uit 1874.. Ook zijn kritiek op de slechte omstandigheden in de kinderbewaarplaatsen was niet tegen dovemansoren gericht. Enkele dames van stand staken de handen uit de mouwen en vonden een aantal heren bereid om in 1869 de Vereeniging tot Verbetering der Kleine Kinderbewaarplaatsen op. Maar de heren bakten er weinig van. In 1872 zagen ze dat zelf ook in, en droegen ze de Vereeniging over aan een damesbestuur. Vanaf dat moment begon het te draaien.
Femina Muller werd de eerste presidente. Zij ging zeer resultaatgericht te werk. Al in datzelfde jaar opende de eerste kinderbewaarplaats zijn deuren, in de Vinkenstraat in Amsterdam. De eerste moderne kinderopvang die is afgesteld op de vraag van werkende moeders en voldoet aan moderne eisen van licht, lucht, ruimte en licht. De bewaarplaats is alle zes werkdagen open, van half zeven ’s ochtends tot half negen ’s avonds, voor kinderen van 6 weken tot vier jaar oud, in een vriendleijke en zonnige omgeving.
Die nieuwe ’kleine bewaarplaats’ werkte besmettelijk, want snel ontstonden er vergelijkbare kinderbewaarplaatsen in andere Nederlandse steden. In 1927 ging de Vereeniging tot Verbetering der Kleine Kinderbewaarplaatsen op in de Centrale Vereeniging voor kinderbewaarplaatsen in Nederland. De naam Femina Muller leeft tot op de dag van vandaag vort in straatnamen en in namen van kinderopvangcentra.
Waar oorspronkelijk de doelstelling vooral lag in het opvangen van kinderen zodat (alleenstaande) moeders konden gaan werken, ontstaat er na de wereldoorlog een verruiming. Naast het ‘bewaren’ van kinderen ontstaat aandacht voor hun ontwikkelingen. In plaats van kinderbewaarplaatsen begint men te spreken van kinderdagverblijven. Toch blijft de doelgroep beperkt tot moeders die uit noodzaak moeten gaan werken, omdat er geen andere inkomensbron in het gezin is. Pas na de feministische beweging in de jaren zeventig wordt die beperkte doelgroep verruimd. De terminologie verandert ook, en het begrip kinderopvang doet zijn intrede. Je zou kunnen zeggen dat daarmee de sociale doelstelling van de oorspronkelijke kinderbewaarplaatsen verkleint, omdat het nu minder gaat om opvang van kinderen uit kwetsbare gezinnen. Die sociale doelstelling is echter nog wel aanwezig, bv. in hoe kinderopvang omgaat met diversiteit in de samenleving. Nog nadrukkelijker is ze zichtbaar in de mede vanuit kinderopvang georganiseerde peuterspeelplaatsen en voor- en vroegschoolse educatieve programma’s (VVE). Deze zijn er onder meer op gericht onderwijsachterstand al op heel jonge leeftijd tegen te gaan. Ongeveer een kwart van de kinderen heeft al zo’n onderwijsachterstand bij aanvang van de basisschool.
Publicatiedatum: 11-03-2009
Datum laatste wijziging :09-10-2022
Auteur(s): Jan Steyaert,