1800 VOORGESCHIEDENIS Weeshuizen - kraamkamers van jeugdzorg |
|
Bij weeshuizen denken we tegenwoordig vooral aan India of Haïti. Vroeger, toen de sterfte onder jonge ouders hoog was, waren weeshuizen hier ook een bekend fenomeen. Vanuit heel Europa werd er in de zeventiende eeuw met bewondering gekeken naar onze wezenzorg in de Gouden Eeuw, die zijn gelijke niet had. In de meeste steden ging het om ‘Burgerweeshuizen’, die alleen kinderen van erkende burgers van de stad opnamen. Maar dat gold niet voor allemaal. Het Leidse Heilige Geest Weeshuis nam bijvoorbeeld alle ouderloze kinderen op, ongeacht geloof of afkomst van de ouders. In de zeventiende eeuw zat het vol met Vlaamse immigrantenkinderen. Ook ving het aan hun lot overgelaten halfwezen op, van wie de vader op zee was of de moeder in het gevang zat, de zogenoemde ‘houkinderen’. Ook het grote Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam herbergde duizenden zwerfkinderen. Deze weeshuizen werden niet gefinancierd uit belastingopbrengsten, maar bedropen zich uit eigen vermogen, verkregen uit schenkingen en collecten. Hoe meer die giften konden worden belegd, hoe meer het huis in tijden van nood onafhankelijk was van de vaak tegenvallende giften. Het oudste weeshuis was vermoedelijk het Zoudenbalchhuis in Utrecht, dat dateert van 1491. In de loop van de zestiende eeuw kreeg vrijwel elke stad zo’n instelling. Ze ontstonden toen de gewoonte verdween om kinderen al na de eerste communie als leerjongen of dienstje bij anderen in de kost te doen. Bij de opkomst van het burgerlijk gezinsleven, waarbij pubers langer onder hoede van hun ouders bleven, vielen weeskinderen tussen wal en schip. De maatschappij zag ze liever opgevoed in een instituut dan als zwerfjongeren zonder werk op straat hangen. De nieuwe calvinistische godsdienst met haar strenge opvoedingsideeën speelde daarbij ook een grote rol. Overigens kwam slechts een deel van de wezen in weeshuizen terecht. De meesten werden opgenomen door familie. Vooral kinderen van wie de familie daarvoor te arm was, waren op weeshuizen aangewezen. Op het platteland werden weeskinderen vaak via de armenzorg uitbesteed aan particulieren, met veel misstanden tot gevolg. In de loop der tijd nam met de opvoedingsambities de leeftijd toe waarop de weeshuizen hun pupillen de maatschappij in stuurden. In de achttiende eeuw hielden weeshuizen ze wel tot hun 25ste jaar vast. Dat zorgde voor veel opvoedingsconflicten, weglopen en zwangerschappen. De opvoedingsambities leidden ook tot weeshuizen voor eigen kring, die een goede katholieke of doopsgezinde opvoeding konden waarborgen. In de negentiende eeuw groeide de kritiek op het instituut weeshuis. Een grote rol speelde daarbij ongetwijfeld de roman Oliver Twist van de Engelse schrijver Charles Dickens. Zijn inktzwarte beeld van uitbuiting van het arme weeskind trilt nog altijd na. Voor Nederlandse weeshuizen was dat beeld niet terecht. Kinderarbeid in fabrieken kwam hier onder weeskinderen nauwelijks voor. De meeste weeskinderen kregen juist een veel betere school- en vakopleiding dan gebruikelijk was in het milieu waaruit ze afkomstig waren. Vooral weesmeisjes groeiden echter in weeshuizen maatschappelijk zeer geïsoleerd op. Ze kwamen vaak nauwelijks buiten de muren van het instituut. En kadaverdiscipline en gebrek aan persoonlijke aandacht waren in weeshuizen schering en inslag. Hervormers zochten het vooral in de bossen, zoals het wezendorp Neerbosch bij Nijmegen, of in de herontdekking van het pleeggezin, zoals de Maatschappij tot Opvoeding van Wezen in het Huisgezin van de Dokkumse dominee M.W. Scheltema. Dat alternatief bleek overigens minder idyllisch dan gedacht. Door de daling van de sterftekansen sinds 1880 kwamen er steeds minder weeskinderen. Weeshuizen werden langzamerhand een overleefd instituut. In grote sombere gebouwen zat vaak nog maar een handvol kinderen. Sommige weeshuizen vormden zich om tot kinderbeschermingstehuizen. Met de invoering van de Algemene Weduwen en Wezenwet van 1959 viel voor de meeste weeshuizen definitief het doek. Dankzij die uitkering konden weeskinderen in het vervolg eenvoudiger bij familie of pleeggezinnen worden ondergebracht.
Publicatiedatum: maart 2012, |
|