1903 Elisabeth Boddaert en de pedagogische dagopvang Verwaarloosde jeugd niet van ouders scheiden. |
|
Elisabeth Boddaert (1866-1948) was een jonkvrouwe van zeer gegoede huize met een roeping tot het vervullen van goede werken. Aanvankelijk bekwaamde zij zich in Edinburgh in de verpleging in het ziekenhuis van Florence Nightingale. Daarna ging ze naar Berlijn, waar ze kennismaakte met het nieuwe reclasseringswerk. Onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ besloot zij vervolgens na terugkomst in Nederland in 1903 in Amsterdam een kinderhuis op te zetten voor verwaarloosde en ontspoorde jeugd, om die kinderen te behoeden voor afglijden naar de criminaliteit. Het uitgangspunt was de kinderen niet van hun ouderlijk huis te vervreemden. Ze gaf haar tehuis daarom het karakter van een buitenschoolse dagopvang, in die tijd een uniek concept. Haar aanpak ging geheel in tegen de trend van die dagen om ouders te ontzetten uit de ouderlijke macht met behulp van de nieuwe Kinderwetten. ‘De freule’, zoals zij zich door haar pupillen liet noemen, moest daar weinig van hebben. Zij meende dat je kinderen niet moest afzonderen van de gevaren en verlokkingen van het leven, maar ze er juist tegen wapenen. Warmte, vertrouwen en bijbrengen van normen en waarden en eigen verantwoordelijkheid waren de ingrediënten waarmee zij ‘genezing’ wilde brengen. ‘Overwin het kwade door het goede’ was haar lijfspreuk. Het eerste kleinschalige opvanghuis startte zij uit eigen middelen. Later bracht zij haar huizen onder in een ‘vereniging van tehuizen voor schoolgaande kinderen’, waarvoor zij geregeld de boer op ging om sponsors te werven. In 1930 telde Amsterdam vier van dergelijke huizen en bovendien een tehuis voor jonge delinquenten. Tot ruim na de Tweede Wereldoorlog bleven de Boddaerthuizen een puur Amsterdams verschijnsel. Toen echter eind jaren zestig van de vorige eeuw zowel de traditionele kindertehuizen als de pleegzorg steeds luider in opspraak kwamen, werden de Boddaerthuizen plotseling door de opkomende jeugdzorg ontdekt als een aantrekkelijk alternatief om kinderen zo lang mogelijk bij hun ouders te laten en toch in hun ontwikkeling te kunnen ondersteunen. Vanaf dat moment breidden de kleinschalige Boddaerthuizen zich over heel Nederland als een olievlek uit. Een ontwikkeling die de overheid aanmoedigde, omdat dagopvang een relatief goedkope vorm van begeleiding is. Het werk in de Boddaertcentra had een driedelig karakter: (1) intensieve kleinschalige groepsbegeleiding tijdens de naschoolse opvang, gericht op ‘empowerment’, het stimuleren van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van het kind; (2) maatschappelijk werk in de gezinssituatie en ondersteuning bij de opvoeding thuis; en (3) samenwerking met het (speciaal) onderwijs. Toch bleven dat vaak drie gescheiden werelden, die bovendien deels overlapten met het werkterrein van andere zorgaanbieders. Met de ontdekking van de nieuwe werkvorm nam ook de professionalisering toe. Boddaerthuizen werden daardoor op den duur meer behandel- dan opvangcentra. In 2003 wist het Boddaertwerk nog haar honderdjarig bestaan te vieren, maar de grote fusiegolven in de jeugdzorg verzwolgen de Boddaertcentra als zelfstandige instituten. Ook de werkwijze gold inmiddels als relatief duur en weinig specifiek. Relatief kortdurende trainingsmodules kwamen in de plaats van de vroegere ‘huiselijke’ groepsopvang. Er kwamen pleidooien om in plaats van centre-based ambulant community-based te gaan werken: minder het kind ‘behandelen’, maar vooral de omgeving beïnvloeden waarin het kind opgroeit, opdat de natuurlijke opvoedingsrelaties weer gaan functioneren. De Boddaertformule evolueerde daarmee steeds meer in de richting van het Families-First-werk. Daarnaast probeert het ook een plek te krijgen in de schoolomgeving. Erg ver staat dat overigens niet af van de oorspronkelijke uitgangspunten van de freule. Ook de moderne jeugdzorg kan bovendien niet geheel zonder het middel groepswerk, al is het predicaat ‘Boddaert’ daarbij wel aan het slijten. |
|