Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1818Maatschappij van weldadigheid Werkverschaffing als armoedebestrijding
Weldadigheid, Gods beeld, praalt dan eerst rijk en schoon, Als de armoê ’t loon geniet van eigen vlijtbetoon: Voor haar blijft, welk een glans het goud ook om zich spreidt,
De grootste weldaad werk en nutte werkzaamheid.
Johannes van den Bosch (1780-1844) was een ambitieuze militair die het in Nederlands-Indië tot kolonel bracht. Hij werd een vertrouweling van Koning Willem I die hem later tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en minister van Koloniën benoemde en hem in 1835 tot de adelstand verhief.
Na de Franse bezetting (1795-1813) zette hij zich in voor de bestrijding van de armoede. Hij schatte dat ongeveer 200.000 van de twee miljoen Nederlanders in armoede leefden en dat het grootste deel van die armen wel in staat was om te werken. Daarom kwam hij met het plan werkbekwame armen een kans te geven in een landbouwkolonie in Drenthe. Het verschil met eerdere tewerkstellingsplannen was dat Van den Bosch het talent en het netwerk bezat om dit door te zetten. Hij ontwierp een landbouwkolonie, waar niet alleen de armoede overwonnen zou worden, maar meteen onontgonnen stukken Drenthe geschikt gemaakt konden worden voor bebouwing en bewoning. Terwijl de mannen het zware veldwerk deden om dit land te ontginnen, konden vrouwen en kinderen als nuttige tijdsbesteding spinnen en weven.
Johannes van den Bosch ging met de steun van Koning Willem I voortvarend aan de slag. Op 1 april 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht en al snel waren er duizenden leden die een kleine bijdrage betaalden. In augustus van hetzelfde jaar startte de bouw van huisjes op de eerste proefkolonie. Drie jaar later waren er op drie plaatsen kolonies met zo’n vierhonderd kolonistenwoningen, in volgorde van aanleg: Frederiksoord, Willemsoord en Wilheminaoord. Vervolgens werd in 1823 gestart met een zogenaamde dwangkolonie voor bedelaars. In Veenhuizen werd ook een kolonie voor weeskinderen uit Amsterdam gebouwd. Dat was controversieel, want de besturen van de Amsterdamse weeshuizen waren daar mordicus tegen. Uiteindelijk was het project van Van den Bosch, die zelf in 1844 overleed, geen succes. Om een faillissement te voorkomen gingen de dwangkoloniën in 1859 over in handen van de overheid.
De Maatschappij van Weldadigheid wilde armoedebestrijding koppelen aan tewerkstelling in het kader van grote publieke werken. Dat idee (armen als reserve arbeidsleger) is sindsdien niet meer uit het overheidsbeleid verdwenen. In de jaren dertig van de twintigste eeuw werden op grote schaal werkloze arbeiders verplicht te werk gesteld. Daardoor konden de Afsluitdijk, het Wieringermeer en het Amsterdamse Bos relatief goedkoop worden aangelegd.
Einde jaren tachtig keerde het thema terug in de vorm van gesubsidieerde ‘maatschappelijk nuttige’ arbeid, zoals de Melkert-banen en de de ID-banen. De regels van de Bijstandswet (1965) werden aangescherpt, het werd in 2004 de Wet Werk en Bijstand en sinds 2015 is het de Participatiewet. Voor het ontvangen van bijstand vragen gemeenten (meestal) een tegenprestatie in de vorm van arbeid. De vraag is dan steeds in welke mate mensen (jongeren) daartoe gedwongen kunnen worden. Staat tegenover het recht op uitkering een plicht tot werken?
De geschiedenis van de landbouwkoloniën laat zien, zoals Suzanna Jansen in haar prachtige familiegeschiedenis Het pauperparadijs illustreert, hoe armoede een levenslot werd dat van generatie op generatie werd overgedragen en een wereld creëerde waaruit voor de betrokkenen maar moeilijk te ontsnappen viel.
De Maatschappij van Weldadigheid bestaat nog steeds als stichting en heeft ongeveer 1.400 hectare grond en enkele boerderijen in beheer. Veenhuizen bestaat ook nog steeds, maar is een gewone gevangenis geworden. In de zomers van 2016 en 2017 werd op het terrein van de Maatschappij een zeer succesvol theaterspektakel georganiseerd op basis van het boek Het Pauperparadijs. Op 21 december 2016 werden de Koloniën van Weldadigheid in Drenthe door minister Jet Bussemaker (Cultuur) genomineerd voor de Werelderfgoedlijst van Unesco. Dat blijkt een nominatie met lange adem, want het duurde erg lang voordat daarover een beslissing werd genomen. Maar uiteindelijk besloot de UNESCO op 26 juli 2021 om de gebouwen van de Maatschappij van Weldadigheid op de Werelderfgoed-lijst te plaatsen.
Overigens kende ook Vlaanderen een landbouwkolonie die in dezelfde periode (in 1822) gesticht is in Wortel en Merksplas, 15 kilometer ten zuiden van Breda.
Publicatiedatum: 21-12-2008
Datum laatste wijziging :29-04-2024
Auteur(s): Jan Steyaert,