1951 De komst van 12.500 Molukkers Van ballingen naar migranten |
|
Op 21 maart 1951 arriveerde de eerste groep Molukse KNIL-militairen in Nederland. Ze kwamen per boot aan in Rotterdam. Er volgden nog elf schepen met zo’n 12.500 Molukkers. Het plan was om de groep tijdelijk te huisvesten, maar een terugkeer naar de Molukken bleek ingewikkeld - net als de relatie met Nederland. Voor acteur Joenoes Polnaija is 21 maart een belangrijke datum om bij stil te staan. Hij behoort tot de derde generatie Molukkers in Nederland en denkt op deze dag terug aan zijn beide opa’s die in 1951 in Rotterdam aankwamen. Ze hadden in dienst van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) gevochten aan Nederlandse zijde tijdens de dekolonisatieoorlog. "Voordat ze hier überhaupt voet aan wal zetten, werden mijn opa’s en de andere mannen ontslagen uit militaire dienst", vertelt Polnaija. "Dat kwam aan als een harde klap. Het was hun trots, hun status. Het was wie ze waren en van de ene op de andere dag werd ze dat ontnomen." Door hun rol in de oorlog werden de Molukse KNIL-soldaten in het inmiddels onafhankelijke Indonesië als collaborateurs gezien. Terugkeren naar de Zuid-Molukken, wat de militairen en hun families het liefst wilden, kon niet. De Molukkers hadden op 25 april 1950 hun eigen republiek (RMS) uitgeroepen, maar Indonesië had inmiddels het gezag hersteld. Omdat de KNIL-soldaten en hun families daar niet langer veilig waren zag de Nederlandse regering geen andere optie dan de Molukkers tijdelijk naar Nederland te brengen. Zo’n zes maanden zouden ze in Nederland blijven, dachten de Molukkers. Maar de maanden werden jaren en geleidelijk drong het besef door dat er nooit meer sprake zou zijn van terugkeer. Na hun loyaliteit aan Nederland voelden de Molukkers zich hier in de steek gelaten. Zonder status en zonder werk werden de Molukkers de eerste jaren opgevangen in geïsoleerd gelegen woonoorden. Polnaija’s vader werd geboren in woonoord Schattenberg, het voormalige kamp Westerbork. Hij behoorde tot de groep Molukkers uit de tweede generatie die in de jaren zeventig radicaliseerde en overging tot gewelddadige treinkapingen en gijzelingsacties. Met die acties uitte deze groep hun frustratie over het verdriet dat hun ouders was aangedaan en over de uitzichtloze positie van de Molukse gemeenschap, waarin grote problemen waren rond werkloosheid en drugsgebruik. "Mijn vader groeide op in een omgeving waarin teleurstelling en wrok de boventoon voerden. Onder die omstandigheden is hij geradicaliseerd." Het duurde lang voordat de Molukse gemeenschap kon accepteren dat de toekomst in Nederland lag, zegt Fridus Steijlen, hoogleraar Molukse geschiedenis. "Tot in de jaren zeventig is dat idee van een tijdelijk verblijf in Nederland dominant gebleven." "Daarna kwam er langzaam een proces op gang waarin de toekomst niet per se gekoppeld werd aan een terugkeer naar de Molukken. Molukkers zagen dat het mogelijk was om te investeren in een toekomst in Nederland in combinatie met het opkomen voor rechten van Molukkers op de Molukken", zegt Steijlen. "De balling in Nederland werd migrant." De Nederlandse overheid was met de focus op uiteindelijke terugkeer te lang voorbijgegaan aan de problemen in de Molukse gemeenschap. Vanaf de jaren zestig werden steeds meer Molukkers vanuit hun woonoorden in Molukse wijken verspreid over het land gehuisvest. In de nasleep van de gijzelingen kregen Molukkers meer inspraak over hun toekomst. Ook werden projecten geïnitieerd, ook vanuit de gemeenschap zelf, tegen drugsverslaving en om jongeren aan een baan te helpen. Tekst is met een lichte aanpassing over genomen van de website van de NOS, waar op 21 maart 2021 werd teruggeblikt op de komst van Molukkers 70 jaar geleden.
Publicatiedatum: 21-03-2021
Datum laatste wijziging :21-03-2021 |
|