Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1974Blijf van m’n Lijf Tweede feministische golf en de opkomst van de vrouwenhulpverlening
De eerste feministische golf, vanaf 1870, voerde een taaie strijd om vrouwen deel te laten nemen aan het maatschappelijke leven. Dat ze, zoals Aletta Jacobs naar de universiteit konden, of dat ze zoals Helena Mercier nuttig en sociaal werk konden verrichten. Zo legde deze eerste emancipatiebeweging van vrouwen de kiem voor de ontwikkeling van het moderne sociaal werk.
Maar dat was slechts een begin. De tweede feministische golf, driekwart eeuw later, bestormde de patriarchale vesting, analyseerde de mannendominantie als regelrechte onderdrukking en zette vervolgens de deur open voor de emancipatie van vrouwen en de volledige erkenning van gelijke rechten. Het startsein voor deze feministische golf werd in Nederland gegeven door een artikel van Joke Smit Het onbehagen van de vrouw in 1967. In de context van een roerige tijd en te midden van vele andere sociale bewegingen ontstond er vervolgens een brede vrouwenbeweging die grote invloed heeft gehad op de positie van vrouwen, de omgang van mannen en vrouwen, en ook op de hulpverlening en het sociaal werk. De abortusstrijd werd gevoerd met als motto: ‘baas in eigen buik’, maar in de vrouwenstrijd ging het om meer: om erkenning van eigenheid en zelfstandigheid.
Feministen trakteerden de bestaande hulpverlening op zware kritiek. Verhalen over verkrachting, incest of ander seksueel geweld werden in hun ogen niet serieus genomen. Adviezen waren vaak gebaseerd op traditionele, stereotype ideeën over vrouwelijkheid, met name schoonheid, huwelijk, moederschap en het huisvrouwenbestaan. In allerlei opzichten werden vrouwenlevens sterk gemedicaliseerd, wat onder andere resulteerde in onnodige verwijdering van baarmoeders.
Nadat in 1974 in Amsterdam het eerste Blijf-van-mijn-lijfhuis was opgericht, schoten halverwege de jaren zeventig de vrouweninitiatieven als paddenstoelen uit de grond: de vrouwentelefoon, Blijf van m’n Lijfhuizen, Vrouwen Tegen Seksueel Geweld, groepen voor Vrouwen In De Overgang (VIDO) en Feministische Oefengroepen Radicale Therapie. Vrouwenhulpverlening bood een vrijplaats waar de taal en subcultuur van de onderdrukten (lees: vrouwen) zich ongehinderd kon ontwikkelen. Voor de relatie tussen hulpverleenster en hulpvraagster werd een nieuw, egalitair model ontwikkeld. De tijd van de onbereikbare Freud-achtige hulpverleners die geen tegenspraak dulden was voorbij.
Begin jaren tachtig werden al deze initiatieven gerangschikt onder de verzamelnaam vrouwenhulpverlening, en begonnen ook de gevestigde instellingen gerichte aandacht te geven aan de problemen van vrouwen. In de jaren die daarop volgen specialiseerde de vrouwenhulpverlening zich in verschillende varianten: seksespecifieke hulpverlening (voor mannen en vrouwen), lesbische hulpverlening en specifieke hulp voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Vanaf 2000 wordt daarom ook dikwijls gesproken van ‘diversiteitbewuste hulpverlening’.
Het streven blijft hulpverlening toegankelijker en doeltreffender te maken voor marginale groepen en via de hulpverlening ook hun psychische en maatschappelijke weerbaarheid te vergroten. Veel van de initiatieven die in de jaren zeventig zijn gestart functioneren daarom nog steeds. De Blijf-van-mijn-Lijf-huizen hebben een onmisbare plek ingenomen in de reguliere maatschappelijke opvang, maar daarnaast zijn er nog tal initiatieven speciaal gericht op vrouwen. De tweede feministische golf heeft de emancipatie van vrouwen een stuk vooruit geholpen, maar al deze initiatieven tonen aan dat het proces nog lang niet is voltooid.
Dat er overigens wel degelijk iets veranderd blijkt uit het feit dat het sinds 2009 mogelijk is om plegers van huiselijk geweld (en dat zijn in ruime meerderheid mannen) een huisverbod op te leggen. Was het in het verleden altijd praktijk dat slachtoffers (meestal dus vrouwen) het huis uit moesten (vluchten), nu kan de rechter de dader uit huis bannen. In 2009 werd deze maatregel 2000 keer uitgesproken, in 2011 was dat bijna 3000 keer, dat zijn bijna 60 mensen per week. Hulpverleners zijn enthousiast over deze maatregel, omdat met het huisverbod een ’afkoelingsperiode’ ingaat die hen in staat stelt de geweldspiraal in kaart te brengen en hen gelegenheid biedt om zowel met daders als slachtoffers een proces van verandering in te zetten.
Publicatiedatum: 11-06-2009
Datum laatste wijziging :01-09-2020