1987 Beroepsprofiel maatschappelijk werk
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste

De ontwikkeling van het maatschappelijk werk en de beroepsvereniging is steeds gekleurd geweest door de discussie wat de eigenheid en het specifieke van maatschappelijk werk is ten aanzien van andere sociale beroepen zoals opbouwwerk. Bovendien was en is er continue de vraag in welke mate die eigenheid benoemd moet worden, dan wel meer het gemeenschappelijke van alle sociale beroepen benadrukt moet worden. Vergelijk het met de politie: iedereen heeft een beeld bij wat een politie-agent is en doet, terwijl het een generieke term is. Binnen de politie is er immers groot verschil tussen een wijkagent, opsporingsbrigade, zedenpolitie, verkeersagenten, mobiele eenheid e.d..

In de jaren vanaf 1978 was de Nederlandse Organisatie van Welzijnswerkers (NOW) een poging om het gemeenschappelijke van de sociale beroepen te benadrukken. Dat riep echter meteen discussies op. Zo brachten de maatschappelijk werk opleidingen een jaar later al een nota uit ter ondersteuning van een algemeen beroepsprofiel maatschappelijk werk. En lezen we in een verslag uit 1984 de andragoog Marinus van Beugen argumenteren: “het begrip welzijnswerk is nadelig en is te vaag; het maatschappelijk werk daarentegen doet een aantal aantoonbare dingen”.
Als gevolg van deze discussies werd in 1986 de Projectgroep Beroepsvraagstukken Maatschappelijk Werk opgericht en deze schreef een ontwerp beroepsprofiel. In 1987 werd dit, na intensieve bevraging van het werkveld en maatschappelijke organisaties, officieel aangenomen door de beroepsvereniging. Het was een belangrijke stap in de professionalisering van maatschappelijk werk. Meteen was dit het einde van een brede en open beroepsvereniging, de NOW veranderde een jaar later van naam en richtte zich weer specifieker op maatschappelijk werkers.

Maatschappelijk werk richt zich op de samenleving, en omdat die continue verandert, is het beroep continue in ontwikkeling. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat er zo’n twintig jaar na het vaststellen van het beroepsprofiel behoefte was aan een revisie. Die wordt officieel begin 2006 gepubliceerd. Daarin wordt onderscheid gemaakt in drie taakgebieden, 6 kerntaken en 25 taken. De taakgebieden zijn directe en indirecte hulp- en dienstverlening, het werken in en vanuit een arbeidsomgeving en het werken aan professionaliteit en professionalisering.

Beroepsprofielen helpen de identiteit van een beroep te versterken, onder meer door hun doorwerking in opleidingsprofielen. Zo gebeurt ook met het beroepsprofiel maatschappelijk werk. Dat heeft invloed op de opleidingsprofielen maatschappelijk werk: Herkenbaar en toekomstgericht uit 2000 en Herkenbaar en toekomstgericht 2.0 uit 2009. Een belangrijk ijkpunt daarin is de publicatie Vele takken, één stam uit 2008, gemaakt in opdracht van de Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (SAC) van de toenmalige HBO-raad. Recenter, april 2014, werden hbo bachelor-opleidingen in de sociaal agogische sector geadviseerd onder de nieuwe paraplunaam ‘Hogere Sociale Studies’ drie basisprofielen uit te werken binnen sociaal werk: integraal sociaal werk, sociaal werk langdurige zorg (ouderen gehandicapten, etc.) en sociaal werk in het brede jeugddomein. Het is nog onduidelijk of en hoe hogescholen hier werk van maken.

Mede onder invloed van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt nu opnieuw de discussie gevoerd over de verhouding tussen specifieke beroepen zoals maatschappelijk werk en meer algemene beroepen als sociaal werk. Zowel het hoger onderwijs als het werkveld worstelt momenteel met deze vragen.

Publicatiedatum: 10-05-2014
Datum laatste wijziging :11-05-2014
Auteur(s): Jan Steyaert,
Verwante vensters
Verder studeren
  • PDF document Roes, T., & van Genugten, W. (2005), Beroepstrots. Maatwerk, 6(6), 39-40.
  • PDF document Roes, T. (2006), Profiel, kwaliteit en registratie in 2006. Maatwerk(7), 43-44.
  • Jongman, Henk (2014), Het beroep maatschappelijk werker in Nederland, in Henk Jongman, Mirjam Groen (Red.), Maatschappelijk werk in uitvoering. Kijk op de praktijk, pp. 44-59. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Tweede druk.
Literatuur
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste