Anita Boele Leden van één lichaam Denkbeelden over armen, armenzorg en liefdadigheid in de Noordelijke Nederlanden 1300 – 1650 Uitgeverij Verloren, Middeleeuwse Studies en Bronnen nr. 43, Hilversum, 2013 ISBN 978 90 8704 343 8 € 35.00 Bestellen |
|
Anita Boele studeerde geschiedenis en politicologie in Leiden en was in de periode 2006 – 2010 als aio werkzaam in Groningen binnen het NWO-project ‘The town as a body social, 1300 – 1650.’ Zij promoveerde op dit onderzoek , dat een periode bestrijkt die de overgang van middeleeuwen naar Nieuwe tijd overstijgt. Dat houdt in dat de denkbeelden die we aan het begin tegenkomen over armoede en liefdadigheid verschillen van die uit de latere tijd. Dat wil niet zeggen dat er in latere tijd geen liefdadigheid was, maar de plaats van de arme in de samenleving veranderde wel in de loop der tijd. Boele heeft overigens in haar onderzoek wel de nadruk gelegd op de lange zestiende eeuw, omdat in de periode 1450 – 1650 grote veranderingen plaatsvonden in de stedelijke armenzorgpraktijk. In de late Middeleeuwen was de houding ten aanzien van de arme positief te noemen en had de armenzorg een religieus karakter. De relatie tussen gever en ontvanger van aalmoezen was vergelijkbaar met die in de islam, waar het geven van aalmoezen zelfs een religieuze plicht is. Armen werden gezien als mensen die dicht bij Christus en diens levensstijl stonden. Vergelijk de bedelorden en de gelofte van armoede voor monniken. Zoals Rob Hartmans in zijn bespreking in Historisch Nieuwsblad echter ook aangeeft, vond er een omslag plaats in de houding ten opzichte van armen en armenzorg. Die omslag heeft in de loop der tijd door onderzoekers verschillende oorzaken toegewezen gekregen. Economische en politieke crises en de reformatie zouden er ieder voor zich toe hebben bijgedragen dat de wijze waarop er naar armen en armenzorg gekeken werd, verschoof van religieuze plicht naar een zakelijke aanpak door stadsbesturen en particulieren, waarbij de arme niet meer als een nobele navolger van Christus gezien werd maar als een storend element in de stad. Bedelen werd strafbaar en de arme werd gecriminaliseerd. Was de arme eerst deel van hetzelfde lichaam, nu werd hij geamputeerd. Initiatieven om armen te helpen waren er nog steeds, bijvoorbeeld door het stichten van hofjes en armenhuizen. Rederijkerskamers hielden wedstrijden en organiseerden loterijen om daarvoor geld in te zamelen. De motieven om de armen te ondersteunen, varieerden van misdaadpreventie tot een, wel degelijk door religie gemotiveerde, aanpak. Het onderzoek spitste zich toe op de steden Haarlem, Den Bosch en Deventer. Het onderzoeksmateriaal verschilde per stad. Voor Haarlem onderzocht Boele rederijkersteksten en prenten, voor Deventer teksten over armoede en liefdadigheid die circuleerden in de broeder- en zusterhuizen van de Moderne Devotie. Voor Den Bosch, tenslotte, werden stadskronieken geraadpleegd. Boele toont aan dat er sprake was van een zekere continuïteit. Ook protestanten hielpen armen uit religieuze motieven, zelfs in die rationele moderne tijd. Als er iets duidelijk wordt uit deze studie, is het wel dat de werkelijkheid, dus ook de historische werkelijkheid, altijd complexer en gevarieerder is dan veel onderzoekers ons willen doen geloven. Drs. Paul Hendriks meesterpaul@gmail.com Recensie overgenomen van Recensiebank van de site HistorischHuis.nl. |
|