1975 Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen Het ontstaan van een dorpenbeweging |
|
De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) ondersteunt via haar leden – tien provinciale verenigingen - ruim 4000 dorps- en dorpshuisorganisaties in Nederland en vele lokale burgerinitiatieven. Tel je al de mensen die hierin actief zijn – een voorzichtige schatting komt uit op 600.000 – bij elkaar op, dan zie je de omvang van de dorpenbeweging. Inwoners streven naar meer zeggenschap over het vormgeven van de ruimte, zorg en condities die voor hun dorp en de mensen – ook voor toekomstige generaties - gunstig zijn. > In de jaren dertig van de vorige eeuw was er volop aandacht voor de ruimtelijke, sociale en economische ontwikkeling van het platteland. Het provinciaal Opbouworgaan Drenthe was de eerste organisatie die zich daarmee bezighield. Daarna volgden opbouworganen in alle andere provincies. Maar na de oorlog veranderde dat. Meer en meer kwam de nadruk in het beleid op de ontwikkeling van steden te liggen. Ook toen in de jaren 70 het welzijnswerk een opmars maakte, bleef de aandacht voor problemen toch vooral gericht op de stad. Tegenover de groei en bloei van de steden stond de gestage leegloop van de dorpen. Jongeren trokken naar de steden voor studie en werk en keerden niet meer terug. Ouderen vertrokken omdat er geen zorg geboden kon worden. Het economisch draagvlak voor winkels en voorzieningen brokkelde af, met als gevolg een gestage neergang van consumentenbedrijvigheid en opschaling van publieke voorzieningen, zoals scholen en zorginstellingen. Voor de achterblijvers was dit uiteendrijven van stad en platteland een zorgelijke ontwikkeling. Zij zagen hun dorpen verschralen en begonnen zich te organiseren om daar weerstand aan te bieden. Zo ontstond de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen, de LVKK. Oprichting De LVKK werd in 1975 opgericht door een pastoor en een burgemeester. De vereniging wilde condities scheppen waardoor dorpen behouden zouden blijven. Initiatiefnemers Bernard Boerstal, pastoor in het Gelderse Haalderen en Frank IJsselmuiden, burgemeester van de piepkleine en weerspannige gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude, zagen jongeren en ouderen vertrekken uit de dorpen. De ene groep omdat ze geen huis konden krijgen, de andere omdat ze verhuisden naar verzorgingshuizen in grotere gemeenten. Een leeg dorp, betekent ook einde van de middenstand, scholen enz. Als voorzitter van de LVKK pleitte Frank IJsselmuiden, met Bernard Boerstal en jarenlang versterkt door Ben Straatsma uit Didam, onvermoeibaar voor de positie en belangen van de inwoners van kleine kernen. Beginjaren De LVKK bood onderdak aan niet georganiseerde actiegroepen, bezorgde burgers, dorpsorganisaties, dorpscomités, instellingen en gemeenten. Omdat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zich verzette tegen het idee dat ook gemeenten lid konden worden van de LVKK, bleef de vereniging gericht op het particulier initiatief. De LVKK telde in de jaren zeventig ongeveer 1200 leden. Frank IJsselmuiden reisde actief het land door en ondersteunde in diverse provincies het opzetten van lokale bewonersorganisaties en provinciale verenigingen. Ook in 1975 was in Drenthe de Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) ontstaan, rap gevolgd door de Vereniging Kleine Kernen Achterhoek. Daar waar geen provinciale verenigingen of regionale organisaties waren, was de eerste tien, vijftien jaar de LVKK actief. Ondersteuning Het duurde tot 1988 voordat de LVKK een structurele subsidie – en dus erkenning – kreeg van het ministerie van VWS. Met deze subsidie konden een coördinator en een secretariaatsmedewerker aangestelde worden. Drie jaar later kwam de onheilstijding dat de subsidie beëindigd werd - wegbezuinigd. Na heftig protest en een motie van de Tweede Kamer kwam er toch weer geld beschikbaar, maar dit keer op projectbasis. Het gejojo met geld – en dus de onzekere basis van waaruit gewerkt werd – heeft tot 2011 geduurd. Daarna zijn door subsidiëring door het ministerie van Binnenlandse Zaken en door bijdragen van onder meer het Oranjefonds en VSBfonds betere financiële condities ontstaan. Ook op provinciaal niveau lukte het de provinciale verenigingen gaandeweg steeds vaker om in het kader van sociaal beleid en leefbaarheid subsidies van de provincies te verkrijgen, maar het blijft voor veel verenigingen een onzekere basis. Samenwerking In 2010 zijn LVKK en Dorpshuizen.nl één organisatie geworden. Daarmee kwam een bundeling tot stand van 2000 dorpsorganisaties en 2000 dorpshuizen. Ook zijn in die tijd de banden met de bewonersorganisatie LSA, die zich van oudsher ook voornamelijk op stedelijke gebieden richtte, strakker aangehaald. Inmiddels heeft de LVKK zich als vrijwilligersorganisatie ontwikkeld tot een erkende belangenbehartiger van de leefbaarheid in kleine dorpen of dorpskernen. Tal van samenwerkingsrelaties zijn tot stand gebracht. Onder meer met hogescholen en universiteiten om samen actuele thema’s voor het voetlicht te brengen door onderzoek, publicaties en symposia oplossingen te zoeken. Ook werkt de LVKK samen met fondsen om financiering te vinden en laat de LVKK de stem van bewoners horen door deel te nemen aan overleggen van bijvoorbeeld Rocov, banken, PostNL. Dorpenbeweging De LVKK ontwikkelde zich - hoewel lidmaatschap bij oprichting ook openstond voor voor individuen en lokale organisaties - tot de vereniging waarin de provinciale organisaties zich gebundeld hebben (en waar lokale organisaties lid van zijn). De LVKK blijft een organisatie die van onderop werkt, met een kleine werkorganisatie. Themagroepen worden gevormd uit vertegenwoordigers van provinciale verenigingen, lokale organisaties en samenwerkingspartners. Daarmee is de LVKK hét gezicht van de dorpenbeweging Nederland. Bestuursvoorzitters |
|