2020 Digitalisering & samenlevingsopbouw Een prille relatie die nog moet opbloeien |
|
De komst van het internet en de sociale media zijn de grootste verandering sinds het ‘eerste’ samenlevingsopbouwtijdperk. Vertrouwde manieren van denken en doen zijn onder druk komen te staan. Mondjesmaat wordt van de nieuwe kansen gebruik gemaakt. Hoe digitaal is de samenlevingsopbouw anno 2021? Net als in de rest van het sociaal domein raakt ook in de samenlevingsopbouw het werken met digitale middelen stukje bij beetje ingeburgerd. Initiatieven op dit terrein borrelen tussen 2005 en 2015 vooral op onder vindingrijke bewoners en bij alerte lokale ambtenaren. In deze periode ontstaan heel wat digitale buurtplatformen. Nieuwe burgerbetrokkenheid Buurtbewoners ontdekken al doende wat men op sociaal gebied allemaal kan doen met technologie. Men komt erachter dat websites in de wijk, al dan niet in de vorm van ‘communities’, de interesse en participatiebereidheid van buurtgenoten flink kunnen opschroeven. Met de komst van social media worden platforms in het leven geroepen waarop de burger zijn stem kan laten klinken. WhatsApp, Twitter, Facebook en LinkedIn zijn veelgebruikte toepassingen. Bewoners bloggen, vloggen, delen foto’s, netwerken en zamelen geld in. Maatschappelijke thema’s worden op deze onorthodoxe wijze door bewoners geagendeerd, soms in combinatie met fysieke activiteiten. Doorgaans wordt pas in de uitvoeringsfase een professional benaderd, vaak louter om de deur naar subsidies te openen. Intussen krijgen ook lokale overheden de mogelijkheden van online burgerparticipatie op het netvlies. Van het aanvragen van wijkbudgetten en het verlenen van inspraak bij de plaatsing van windmolens tot het organiseren van Buurttoppen - het wordt in gemeenten uitgeprobeerd. Vakontwikkeling Ook opbouwwerkers en wijkprofessionals maken gebruik van de mogelijkheden die internet hen biedt, maar dan vooral als het gaat om hun vakmatige ontwikkeling en onderlinge collegiale uitwisseling. Kennisplatforms als Buurtwijs en ‘communities’ op LinkedIn zijn populair. Het is op deze manier betrekkelijk gemakkelijk de actualiteit van het vak bij te houden en van gedachten te wisselen met collega’s overal in het land. Digitale technologie wordt ook ingezet als middel voor zelforganisatie. Een eerste poging is de op LinkedIn gestoelde Beroepsvereniging CODE 2.0, maar deze gaat in 2014 na enkele jaren ter ziele. Collega’s in het veld zijn dan nog niet gewend aan digitaal communiceren. De sinds 2016 bestaande website van Krachtproef combineert een digitaal platform succesvol met fysieke ontmoeting van professionals. Er wordt een wekelijkse digitale nieuwsbrief verstuurd en met grote regelmaat wordt over actuele onderwerpen geblogd. Ook worden er inhoudelijke online bijeenkomsten belegd en vindt jaarlijks een meerdaags festival plaats. Met behulp van het eigen ‘ledenbestand’ en via de website en sociale media worden daarvoor deelnemers geworven. Weerbarstige werkelijkheid De wisselwerking tussen het opbouwwerk en de digitale wereld verloopt niet altijd even soepel. Bewoners en lokale overheden pakken sneller de kansen die digitalisering hen biedt. Wat remmend werkt, is de onbekendheid met de mogelijkheden bij het management. Welzijnsbestuurders geven in hun strategische keuzes weinig prioriteit aan digitalisering. Wanneer zij digitalisering ondersteunen, is dat vaak beperkt tot de communicatieafdeling die voor vindbaarheid van de organisatie op sociale media mag zorgen. Digitalisering inzetten als middel om sociale doelen met bewoners te bereiken, blijft onontgonnen gebied. Het gevolg is dat mondjesmaat budget wordt vrijgemaakt en dat er beperkte experimenteerruimte is. Vanuit de sector in zijn geheel wordt bij financiers weinig geld opgeëist voor vernieuwende digitale toepassingen in de werkpraktijk. Vanaf om en nabij 2015 is er sprake van stilstand. De gevolgen van de economische crisis vertalen zich in een efficiëntie-slag van ongekende omvang: de transformatie van het sociaal domein. De sector keert zich naar binnen en de aandacht gaat naar het optuigen van sociale wijkteams. Wat ook een rol speelt, is dat in het opbouwwerk een zekere weerstand bestaat tegen werken achter het beeldscherm. Deels is dit te begrijpen, omdat met de pc de buurtwerker voor een flink deel van zijn tijd is gekluisterd aan het bureau. Op straat of in het buurthuis een praatje maken met bewoners kan daardoor minder, om de eenvoudige reden dat het e-mailverkeer en andere internet-gerelateerde werkzaamheden aardig wat energie opslokken. In de sector is men er beducht voor dat betekenisvolle fysieke contacten in het gedrang komen. En precies van dat soort contacten lééft het opbouwwerk. Als ‘mensen-mensen’ prefereren opbouwwerkers traditiegetrouw face-to-facegesprekken. Daar komen zorgen over negatieve kanten van het internet bij, zoals vergroting van de digitale kloof. Dat is niet zo gek gedacht, want de sociaal meer kwetsbare groepen vertoeven over het algemeen aan de verkeerde kant van de digitale scheidslijn. De corona-pandemie leidt in de samenlevingsopbouw nog niet vanzelfsprekend tot een versnelde toepassing van digitale middelen. Beeldbellen raakt wel overal ingeburgerd. Voor de nieuwe generatie professionals is het in elk geval onvoorstelbaar dat de potentie van het internet niet ten volle wordt benut. Burgers staan er open voor, zo maakt de praktijk duidelijk. In Amsterdam eisen buurtorganisaties gezamenlijk het ‘buurtplatformrecht’ op bij de gemeente. Professionals zoeken naar digitale manieren om daar zinvol bij aan te sluiten. Het zal nog wel even duren voor de digitalisering in het primaire proces van samenlevingsopbouw op grote schaal wordt toegepast. Maar het begin is er. |
|