Verwante vensters |
|
1973 Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) Op weg naar wettelijke regels voor euthanasie |
|
Met het toepassen van euthanasie op haar moeder startte huisarts Truus Postma-van Boven uit Noordwolde op 19 oktober 1971 een ontwikkeling die ruim dertig jaar later, in 2001, uitmondde in een aanvaarding door de Tweede en Eerste Kamer van de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en Hulp bij zelfdoding, kortweg: de Euthanasiewet.
De huisarts werd vervolgd door het Openbaar Ministerie vanwege overschrijding van artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht, dat de strafbaarheid beschrijft van het ‘beroven van het leven van een ander op zijn uitdrukkelijk en ernstig verlangen’. Hoewel het niet de eerste keer was dat een Nederlandse rechter zich over euthanasie boog (eerder al, in 1952, stond een Eindhovense arts terecht die zijn broer had gedood), was het wel de eerste keer dat het toepassen van euthanasie de pers (en medische vakbladen) haalde. Uit onvrede met de vervolging van Postma-Van Boven startten Jaap en Klazien Sybrandy-Alberda uit het nabijgelegen Vinkega een handtekeningenactie voor hun huisarts. Hun activiteiten leidden op 23 februari 1973 tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE).
In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw krijgen tal van casussen en rechtszaken (tot aan de Hoge Raad aan toe) bijzondere aandacht. Levensbeëindigend handelen, op verzoek van de patiënt, staat decennialang in het middelpunt van de belangstelling dankzij zaken als Schoonheim, Pols, Admiraal, Chabot, Van Oijen en Sutorius/Brongersma.
De rechtszaken maken duidelijk dat de politiek niet meer om het onderwerp heen kan. Er ontstaat een steeds grotere noodzaak tot regelgeving. In 1984 dient D66-Kamerlid Wessel-Tuinstra een eerste initiatiefwet in om euthanasie, uitgevoerd door artsen, te legaliseren. De Staatscommissie Euthanasie zorgde in 1985 voor een definitie die uiteindelijk ook in de Euthanasiewet zou verschijnen: ‘Euthanasie is het opzettelijk levensbeëindigend (medisch) handelen door een ander dan de betrokkene, op diens verzoek.’
In de uiteindelijke wet, in 2000 door de Tweede Kamer en in 2001 door de Eerste Kamer aangenomen, wordt niet alleen – aan de hand van zorgvuldigheidseisen – beschreven op welke wijze een arts straffeloos euthanasie mag toepassen en een euthanasie-procedure moet doorlopen, de wet beschrijft ook de wijze waarop de arts gecontroleerd en getoetst wordt (via de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie, die – in het geval dat de euthanasie onzorgvuldig is uitgevoerd – het Openbaar Ministerie kunnen inschakelen).
De verhouding tussen euthanasie en palliatieve zorg is ingewikkeld. Hoewel in bijna alle landen van de wereld eerst geïnvesteerd is in de ontwikkeling van palliatieve zorg en er soms pas daarna een maatschappelijke en/of politieke discussie ontstond over euthanasie, gebeurde dat in Nederland andersom. Daarmee neemt Nederland een unieke plaats in de wereld in. Er kan gedacht worden dat de investeringen van de overheid in palliatieve zorg versneld zijn door het debat over euthanasie. Er kan ook gedacht worden dat de ontwikkeling van regelgeving op gebied van euthanasie de ontwikkeling van palliatieve zorg juist vertraagd heeft.
Zowel internationaal als nationaal bestaat er veel discussie over de verhouding tussen palliatieve zorg en euthanasie. Kijkend naar de definitie van palliatieve zorg zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die in 1990 heeft opgesteld, kan euthanasie geen onderdeel zijn van palliatieve zorg. Er is ook een visie dat bij goede palliatieve zorg niemand om euthanasie zou vragen. De praktijk in Nederland laat een ander beeld zien. Euthanasie wordt thuis toegepast, maar komt ook voor in diverse zorginstellingen, waaronder de instellingen die in palliatieve zorg zijn gespecialiseerd (zoals hospices). Onderzoek uit 2009 maakte duidelijk dat euthanasie of hulp bij zelfdoding in 80 procent van de hospices mogelijk is. Voormalig (en wijlen) minister Els Borst memoreerde in 2000 in het Kamerdebat over de euthanasiewet dan ook dat euthanasie ‘een waardig sluitstuk’ van palliatieve zorg zou kunnen zijn.
De NVVE telt in 2018 ruim 167.000 leden. Een van de initiatieven die uit de NVVE zijn voortgekomen, is de Levenseindekliniek, die in 2012 is gestart. in september 2019 veranderde kliniek haar naam in Experticecentrum Euthanasie. Door het optreden van het Openbaar Ministerie tegen een aantal artsen die tot euthanasie waren overgegaan bij demente mensen, nam de onzekerheid toe. Steeds meer mensen (inclusief artsen) deden een broep op de expertise van de aan de kliniek verbonden artsen. In juli 2019 bereikte het aantal adviesvragen per maan voor het eerst het aantal van 300. Een ander initiatief dat gesteund wordt door de NVVE is de Coöperatie Laatste Wil, die in 2013 wordt opgericht. Initiatiefnemers zijn Gert Rebergen en Jos van Wijk. Beiden waren vele jaren actief binnen de NVVE. Het uiteindelijke doel is het veilige beheer van een kluis met vakjes met daarin de laatstewilpillen die leden kunnen gebruiken op het moment dat het hun goeddunkt. Zo ver is het niet, want hulp bij zelfdoding is (nog) strafbaar. De coöperatie wil te allen tijde binnen bestaande wetgeving opereren. Openlijk, en medisch, ethisch en juridisch verantwoord. Daarbij zocht de coperatie in 2017 wel de grenzen van de wet op door haar leden te wijzen op een legaal verkrijgbaar middel in poedervorm. Het ledental van de coöperatie verviervoudigde in korte tijd tot een aantal van 12.500. Het Openbaar Ministerie startte echter een onderzoek of deze actie niet tot strafvervolging moest leiden. |
|