1994 Daklozenkrant en Housing First – zelfredzaamheid Regie over het eigen leven |
|
In 1994 verscheen de eerste Nederlandse daklozenkrant in de regio Utrecht: Straatnieuws. De naam was to-the-point, maar weinig origineel. Want al vanaf 1989 werd in New York Street News verkocht, de allereerste ‘moderne’ daklozenkrant. Twee jaar later volgde in Londen de Europese variant onder de naam The Big Issue. Het succes van beide kranten lokte daarna op veel plaatsen in de wereld navolging uit. Utrecht kreeg op 17 september 1994 de Nederlandse primeur. Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van het Catharijnehuis, een laagdrempelige opvangvoorziening, besloot men een te verkopen daklozenkrant uit te brengen: Straatnieuws, met nieuws en achtergronden van het dak- en thuislozenbestaan. Het was meteen een groot succes. Andere steden volgden. Zo kreeg Amsterdam in 1995 zijn Z!-krant, Den Haag Straatnieuws, Den Bosch de Zelfkrant en Haarlem het Straatjournaal. En in Groningen, Friesland en Drenthe verschijnt maandelijks de straatkrant De Riepe. De opzet is overal dezelfde. De krant wordt door daklozen verkocht, waarbij zij een deel van de opbrengst zelf houden. Daarmee verwerven zij zich een bescheiden inkomen en – misschien wel belangrijker – een gevoel van zelfrespect. De verkoop van de krant vormt een eerste hefboom om weer op eigen benen te kunnen staan. Na een zeer succesvolle periode zijn veel daklozenkranten de laatste jaren in zwaar weer beland. In Arnhem, Tilburg, Nijmegen en Rotterdam is de krant inmiddels uit het straatbeeld verdwenen. In juni 2012 kondigde, na 18 jaar, de Utrechtse daklozenkrant Straatnieuws aan ermee op te houden, maar samen met de Amsterdamse daklozenkrant Z! kwam het uiteindelijk tot een doorstart. Het is tekenend voor de moeite die daklozenkranten hebben om het hoofd boven water te houden. De verkopen lopen terug, niet alleen omdat het publiek er een beetje op uitgekeken is, maar ook omdat steeds minder mensen contant geld bij zich hebben. Daarnaast is er uit onverwachte hoek concurrentie gekomen van dubieuze – vaak Oost-Europese – organisaties die uit winstbejag dakloze krantenverkopers hebben verdrongen met de verkoop van hun eigen – illegale – versies van de straatkrant. Om die reden hebben de daklozenkranten in Utrecht, Amsterdam, Haarlem (Haarlems straatjournaal), Den Haag (Haags Straatnieuws), Den Bosch (De Zelfkrant)en van de Noordelijke provincies (De Riepe) de handen ineengeslagen en een keurmerk ontwikkeld waarmee de echte daklozenkrant zich onderscheidt van de nepversies die door niet-daklozen worden verkocht. Het Keurmerk betekent dat de kranten zijn aangesloten bij het INSP, het Internationale Netwerk StreetPapers. Om te overleven moeten de kranten dus ook andere geldbronnen aanspreken. Zo bracht de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan de daklozenkrant Z! in contact met de organisatie van Miljonair Fair, het jaarlijkse hoofdstedelijke bal van de extreem rijken. Zo ontstond er een groep ’Vrienden van Z!’ die jaarlijks duizenden euro’s doneren. Met ondermeer deze steun slaagde Z! erin om in 2015 trots haar twintigjarig bestaan te vieren. (Zie afbeelding.) De opkomst van de daklozenkranten is een sprekend voorbeeld van een andere manier van kijken en omgaan met daklozen, die zich sinds de jaren tachtig heeft ontwikkeld. Daarin staat niet langer ‘hulpverlening’ of ‘begeleiding’ centraal, maar draait de benadering vooral rondom het begrip zelfredzaamheid. Hoe kan iemand zichzelf redden, wat heeft hij daarvoor nodig, waar kan hij dat het beste leren – om dat soort vragen draait het; overigens niet alleen in de maatschappelijke opvang, maar in het hele domein van zorg en welzijn. De Wet maatschappelijke ondersteuning– sinds 2007 van kracht – is op dit denken gestoeld. Mensen met problemen moeten minder afhankelijk worden van de (dure) geïnstitutionaliseerde hulpverlening. Dat streven is overigens niet louter ingegeven door economische motieven. Al veel langer groeit de kritiek op het ‘gepamper’ van dak- en thuislozen in de opvang, waar de regie volledig in handen was van de hulpverlenende instelling. Weg met die betutteling – het is de hoogste tijd dat daklozen hun lot meer in eigen handen kunnen nemen. Vanuit dat perspectief komen ook heel andere vormen van ‘opvang’ in beeld, waarbij de inspiratie opnieuw uit de VS komt. Daar is in 1992 gestart met een zeer succesvolle aanpak, waarin de dakloze als eerste stap direct een eigen woning krijgt aangeboden – Housing First. Die woning vormt de plek waar mensen in real life worden begeleid. Dat gebeurt op basis van twee strikte voorwaarden: op tijd huur betalen en geen overlast veroorzaken. Deze aanpak staat haaks op het oude principe, waarbij mensen eerst gewenst gedrag moeten aanleren (in een opvangvoorziening) voordat zij het recht op een eigen woning krijgen. In Nederland zijn inmiddels op verschillende plaatsen Housing First-projecten gerealiseerd. Het eerste en bekendste daarvan voor dak- en thuislozen met langdurige psychiatrische en verslavingsproblemen is Discus, een initiatief uit 2006 van twee Amsterdamse zorginstellingen en twee woningcorporaties. Het idee is eenvoudig: met de overdracht van de huissleutel, altijd een plechtig ritueel, wordt de voormalig dakloze het vertrouwen geschonken dat hij in staat is zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor het behouden van die woning. In de praktijk blijkt dat goed te werken. Verreweg de meeste cliënten van Discus weten zich in de eigen woning goed te redden, met hulp van de begeleiding maar vooral ook dankzij hun eigen inspanningen. Daarmee snijdt het mes aan twee kanten. Dankzij Discus en andere Housing First-projecten bespaart de samenleving zich namelijk een hoop geld. Aan een huis en een begeleider die dagelijks langskomt ben je nu eenmaal beduidend minder geld kwijt dan aan de kosten van detentie, overlastbestrijding, het uitrukken van crisisdiensten, opname in een kliniek en het verblijf in een opvangvoorziening. Het enige probleem is dat er wel voldoende huizen beschikbaar moeten zijn. En dat is in krappe woningmarkten lang niet altijd eenvoudig. 2022: Eerst een woning-aanpak |
|