1886Vakantiekolonies ter bevordering van gezondheid en welzijn Sociaal werk in de vrije tijd
In de tweede helft van de 19de eeuw ging er veel aandacht naar de sociale kwestie: industrialisering en verstedelijking gingen hand in hand met toename van armoede. Verpaupering, kindersterfte en honger waren alom tegenwoordig. Er ontstonden verschillende initiatieven om de sociale kwestie op te lossen, zoals sociale wetgeving (bv. verbod op kinderarbeid) of de start van sociale huisvesting. Een wat bescheidener vorm om specifiek de jeugd te midden van deze sociale ellende te behoeden voor erger bestond er in jongeren voor korte periodes uit hun arme omgeving te halen zodat ze fysiek konden aansterken en wat extra levensvaardigheden konden opdoen.
Al eerder waren er sociale initiatieven geweest die uitgingen van het verplaatsen van mensen naar omgevingen waarvan men dacht dat die een positieve invloed zouden hebben. Voorbeelden zijn de veenkoloniën in Nederland en de daarop geïnspireerde landloperskolonie in Wortel of Merksplas. In dezelfde stijl ontstaan op het einde van de 19de eeuw acties op het snijvlak van sociaal werk en vakantie. De eerste Belgische actie situeert zich in 1886 wanneer een groep jongeren van een Brusselse basisschool op vakantie trekt naar Kortenaken in het Hageland. Florimond Kops, gemeenteraadslid en arts, had daartoe het initiatief genomen. Inspiratie kwam er onder meer van Zwitser Walter Hermann Bion (1830-1909) die zich in achtergestelde wijken van Zurich verbaasd had over hun zwakke gezondheid en in 1876 met een groep op vakantie trok. Hij lanceerde ook de term ‘vakantiekolonie’.
Het bleef niet bij die eerste groep kinderen die met Florimond Kops naar het Hageland trok. De jaren nadien gingen andere groepen Brusselse kinderen op vakantie en nam deze vorm van sociale interventie uitbreiding, steeds op filantropische basis. Het was ook duidelijk meer dan zo maar even een vakantie organiseren, meer dan een tijdje weg uit de armoede. Martine Vermandere citeert daarover in haar boek dokter Goetze, die in 1887 laat optekenen: “we voeren, met de vakantiekolonies, een echte oorlog tegen de aangroei van een ontaard proletariaat op fysisch en intellectueel gebied.”
Aan Vlaamstalige zijde kregen vakantiekolonies voornamelijk vorm als vakanties aan de kust. Nadat vanaf 1838 (eerste treinverbinding Brussel-Oostende) de kust toeristisch aantrekkelijk werd, kwam ook de therapeutische kant in beeld. Zo startte in 1878 een eerste herstellingsoord in Wenduine, gevolgd in 1884 door één in Middelkerke. Na de eerste wereldoorlog groeit de rol van de overheid. Via het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK) worden vakantiekolonies gesubsidieerd. Later start het NWK ook met eigen kolonies in onder meer Knokke en de Panne. Ook de mutualiteiten starten met het organiseren van vakantiekolonies. Gevolg is dat hele generaties Vlamingen in hun jeugd wel één of meerdere keren deelgenomen hebben aan een vakantiekolonie. Omstreeks 1975 keert echter het tij. De economische crisis doet de prijzen stijgen, er ontstaan alternatieven voor vrijetijdsbesteding en vakantie en de overheid stopt vanaf 1980 de subsidies. Grootschalige vakantiekolonies als interventie voor het fysieke, pedagogische en sociale welzijn van de Vlaamse jeugd verdwijnen.
Ondanks de teloorgang van grootschalige vakantiekolonies aan zee blijft er ook nu nog een relatie bestaan tussen vakantie en sociaal werk. Vlaanderen kent nog steeds vormen van sociaal toerisme (bv. Floreal van de socialistische vakbond of de diverse jeugdkampen van de mutualiteiten). Daarnaast is er aandacht voor de vakantiekansen voor arme gezinnen en toegankelijkheid van vakantie-infrastructuur in binnen- en buitenland voor mensen met beperkingen.
Publicatiedatum: 05-09-2011
Datum laatste wijziging :18-03-2016
Auteur(s): Jan Steyaert,