1992 Weer Samen Naar School Stop de groei van het speciaal onderwijs |
|
Om een halt toe te roepen aan de aanhoudende groei en de alsmaar stijgende kosten bevriest in 1988 staatssecretaris Ginjaar-Maas de uitgaven voor het speciaal onderwijs, met een personeelsstop en wachtlijsten tot gevolg. Dat leidt tot grote protesten en uiteindelijk steekt de rechter er een stokje voor, omdat op deze wijze kinderen het recht op onderwijs werd onthouden. Haar opvolger, de in 1989 aangetreden PvdA-staatssecretaris Jacques Wallage, ziet zich alleen al om die reden genoodzaakt om het probleem fundamenteler aan te pakken, daarbij steunend op het onderzoek dat twee vooraanstaande orthopedagogen, prof. Klaas Doornbos van de Universiteit van Amsterdam en prof. Luc Stevens van de Rijksuniversiteit Utrecht, in 1987 op verzoek van de toenmalige onderwijsminister Deetman hadden afgerond. Samenwerkingsverbanden In oktober 1990 brengt Wallage de nota Weer Samen Naar School uit, de eerste gerichte beleidsinterventie om de groei van het speciaal onderwijs af te remmen en het onderwijs in staat te stellen om kinderen met beperkingen of problemen zo lang mogelijk gewoon onderwijs te bieden (zie ook Extra). Daarvoor moeten ’reguliere’ en ’speciale’ scholen in overzichtelijke groepsverbanden hecht gaan samenwerken en onderling afspraken maken om de ondersteuning van kwetsbare leerlingen op school te verbeteren en daarvoor het geld efficiënt in te zetten. Vooral het woordje ‘weer’ in de titel van de nota is opmerkelijk, dat lijkt immers te verwijzen naar een verleden waarin samen-naar-school de gewoonste zaak van de wereld was. Een verleden dat, zoals deze Canon laat zien, eigenlijk nauwelijks heeft bestaan. Wallage toont zich een bewogen onderwijsvernieuwer. Hij noemt het bij herhaling een schande dat Nederland meer dan honderdduizend kinderen, en elk jaar meer, apart zet op aparte scholen. Dat is voor het onderwijs niet goed en voor die kinderen niet goed. En, zo meldt hij er meteen bij, het is ook voor de onderwijsbegroting niet goed. Een leerling in het speciaal onderwijs kost namelijk ongeveer drie keer zoveel als een leerling op een gewone basisschool. Daarom wil hij de toestroom naar het speciaal onderwijs beperken, maar tornt daarbij niet aan het voortbestaan van het speciaal onderwijs. De staatssecretaris blijft daardoor min of meer gedwongen door de Tweede Kamer uiteindelijk mild voor het onderwijsveld. Hij geeft de onderwijsinstellingen vanaf de start in 1992 een periode van vijf jaar om de nodige samenwerking op gang te brengen, daar organisatorische vormen voor te vinden en tegelijkertijd het aantal lom-, zml- en iobk-leerlingen stabiel te houden op het niveau van 1992: 57.000. Daar blijkt weinig van terecht te komen. De bereidheid in het nog steeds erg verzuilde onderwijsveld om in lokale verbanden echt vergaand samen te werken en met geld te schuiven voor zorgleerlingen is minimaal. Het aantal leerlingen neemt dan ook niet af, hun aantal neigt zelfs weer te groeien, met wachtlijsten tot gevolg. Onafhankelijke indicatie Wallages opvolger, partijgenoot Tineke Netelenbos, vertrouwt daarom niet echt op het zelfregulerende vermogen van de onderwijssector. Zij besluit, en weet zich daarbij gesteund door de Tweede Kamer, om via onafhankelijke ’regionale verwijzingscommissies’ de leerlingenstroom naar het speciaal onderwijs in te dammen. Scholen reageren daarop als door een wesp gestoken. Zij zien dat als een inmenging van buitenaf in iets waartoe zij zich deskundig achten. Netelenbos is echter onverbiddelijk. ’Het is bij bejaardenoorden ook de gewoonste zaak van de wereld dat er een onafhankelijke indicatiecommissie is, dus waarom zouden bij het speciaal onderwijs de betrokkenen zelf over de toelating beslissen’. Zij vindt echter de Eerste Kamer op haar pad, die vindt dat de staatssecretaris te snel doordraaft. De senaat dreigt verdere wetgeving over Weer Samen Naar School te blokkeren en verplicht de halsstarrige staatssecretaris tot overleg met het onderwijsveld. Inmiddels roeren ook ouders zich steeds meer, bijvoorbeeld via de Federatie van Ouderverenigingen, een koepel van sterke organisaties van ouders van kinderen met een verstandelijke beperking. Zij vinden dat ze te weinig partij zijn in de beslissingen over hun kinderen. Ze hebben eigenlijk maar heel beperkt invloed op wat er met hun kinderen gebeurt. Zij zijn overgeleverd aan wat scholen wel willen en niet willen. Ze hebben geen macht om dat af te dwingen. De politiek toont zich steeds gevoeliger voor deze geluiden. De afhankelijkheid van burgers van vaak bureaucratische instituties in de publieke sector is een steen des aanstoots. Ook in de zorg is een beweging op gang gekomen die de positie van cliënten versterkt door middel van onafhankelijke indicatiestellingen en persoonsgebonden budgetten, waar de Tweede Kamer in 1996 toe besluit. Beleidsplan “De rugzak” Die manier van vraaggericht sturen bereikt ook het ministerie van Onderwijs. Eind augustus 1996 komt Netelenbos met het beleidsplan “De rugzak”. Naast de vaste genormeerde onderwijsfinanciering voor samenwerkingsverbanden om zorgleerlingen te ondersteunen, stelt zij een vorm van leerlinggebonden financiering (lgf) voor, waarbij op basis van een onafhankelijke indicatiestelling ouders kunnen kiezen om de benodigde extra zorgondersteuning voor hun kind binnen het reguliere onderwijs te realiseren. De leerling neemt daarvoor een rugzakje met geld mee. Anders dan de persoons gebonden budgetten in de zorg gaat het geld echter niet naar de ouders, maar naar de school, die er dus belang bij heeft ouders ter wille te zijn. Het achterliggende idee is dat ouders op die manier scholen in hun buurt min of meer kunnen dwingen om zorg en ondersteuning te bieden aan hun kinderen, waardoor de toestroom naar het speciaal onderwijs verminderd zal worden. Het is in de operatie Weer Samen Naar School een extra beleidsinstrument. In 1998 legt de staatssecretaris – na uitvoerig overleg met het niet bepaald enthousiaste onderwijsveld - dit voornemen vast in een wetsvoorstel. De parlementaire behandeling daarvan neemt echter geruime tijd, omdat ingrijpende veranderingen in het onderwijs politiek nu eenmaal zeer gevoelig liggen, en al snel raken aan principiële kwesties als de vrijheid van onderwijs. De Raad van State is daarom zeer kritisch over het eerste wetsvoorstel, waarna in 2001 een nieuw wetsvoorstel wordt ingediend, dat in de behandeling vervolgens vertraging ondervindt van de val van het kabinet-Kok-II, waardoor de rugzakjes pas vanaf augustus 2003 (zeven jaar nadat het idee was gelanceerd) echt hun intrede doen voor zorgbehoevende leerlingen in het reguliere onderwijs. De grote vraag is dan: gaan ze werken? Helpen de rugzakjes scholen om zorgleerlingen een beter perspectief te bieden? Roepen ze de aanhoudende groei van het speciaal onderwijs een halt toe? |
|