2003 Het rugzakje
Wildgroei in etiketten
  homepage
‘Plotseling hoorde ik in de lerarenkamer opmerkingen als: dat kind is een echte autist’, zo herinnert Frank Hoogeboom het zich. ‘Toen wist ik: dit kan uit de hand lopen.’ Hoogeboom was directeur voortgezet onderwijs in Alkmaar toen ‘het rugzakje’ in 2003 werd ingevoerd. Wat hij in de jaren die volgden zag was dat in een bijzonder samenspel van leerkrachten, ouders en indicatiecommissies steeds meer kinderen voorzien werden van een etiket, zoals onder meer: ADHD, ODD, CD , PDD-NOS en syndroom van Asperger.
Maar meer en steeds fijnere diagnoses was natuurlijk niet de bedoeling van het rugzakje, dat na een langdurige parlementaire behandeling (de eerste beleidsnotitie dateert uit 1996) werd ingevoerd. Integendeel, het rugzakje was bedoeld als extra instrument om de doelstellingen van Weer Samen Naar School (WSNS), waarmee de overheid sinds 1989 de groei van het speciaal onderwijs wilde beteugelen, een stap verder te brengen. Dat wilde namelijk niet echt vlotten. WSNS had scholen aangezet om via samenwerking tot een betere afstemming van de zorg te komen, maar in de praktijk was daar niet zo heel veel van terecht gekomen.

Ongeordend geheel
Het speciaal onderwijs was, zo constateerde staatssecretaris Karin Adelmund in 2001 in de Memorie van Toelichting van de Wet leerlinggebonden financiering (de beleidsformulering van het rugzakje), een ongeordend geheel met ‘een groot aantal relatief kleine scholen met een historisch bepaalde, soms onevenwichtige spreiding over het land, met een groot aantal onderwijsprogramma’s.’ Zo’n 350 scholen voor speciaal onderwijs bepaalden bovendien zelf wie er toegelaten werd, waardoor ouders vaak gedwongen werden tot een eindeloze zoektocht en kinderen met busjes ver van huis naar school gebracht moesten worden.
Adelmund wilde dat veranderen door 35 Regionale Expertise Centra (REC’s) in stelling te brengen waar gemiddeld zo’n tien scholen voor speciaal onderwijs onder zouden vallen. Dat moest leiden tot een evenwichtige spreiding, waardoor leerlingen dit onderwijs dichter bij huis konden volgen. De REC’s moesten op basis van landelijke normen bovendien gaan zorgen voor een heldere indicatiestelling en ambulante begeleiding. De keuze of hun kind in het reguliere onderwijs kon blijven of beter af was in het speciaal onderwijs zou door ouders daardoor doordachter gemaakt kunnen worden. De positie van ouders in de besluitvorming werd krachtiger omdat het rugzakje voor scholen financiering met zich meebracht, ze brachten met andere woorden geld mee. Het streven was om te komen tot een indicatiestelling die niet meer uitgaat van de bestaande onderwijssoorten, maar vertrekt vanuit de aard van de handicap van de kinderen en de daaruit voortvloeiende onderwijsbeperking. Om de gerichtheid op scholen te beëindigen was eerder in 1998 al afscheid genomen van de vele afkortingen die het speciaal onderwijs altijd gekend had. Daarvoor in de plaats kwam een strakke indeling in vier clusters (zie Extra).

Onvoorziene gevolgen
Op papier zag het nieuwe bouwwerk er gedegen uit, in de praktijk had het echter onvoorziene gevolgen. Die hadden te maken met het feit dat in de kinder- en jeugdpsychiatrie zo rond de eeuwwisseling steeds meer kennis kwam over psychische aandoeningen bij kinderen. Allerlei varianten van autisme, hyperactiviteit, aandachts- en concentratieproblemen kregen een etiket en werden vergezeld met de dringende boodschap dat vroegtijdige onderkenning van de symptomen veel leed kon voorkomen. Het doorsijpelen van die boodschap in het onderwijs vergrootte de alertheid van leerkrachten en ouders, precies wat schooldirecteur Frank Hoogeboom dus opmerkte in de lerarenkamer en in gesprekken met ouders. Daarmee was het hek al snel van de Dam, aldus Hoogenboom: ‘In hoog tempo begon het aantal rugzakjes in onze regio te groeien. Tot mijn verbazing zat er ook geen enkele financiële rem op. Of je als school nou tien of twaalf rugzakjes per jaar wilde, als de aanvragen in orde waren, kreeg je die gewoon.’ Het aantal leerlingen met rugzakjes steeg tussen 2005 en 2010 van 11.000 naar 39.000.

Op zichzelf zou dat niet zo problematisch zijn als daarmee de toestroom naar het speciaal onderwijs was teruggelopen. Maar dat bleek geenszins het geval. Ook het aantal leerlingen dat deelnam aan het (voortgezet) speciaal onderwijs begon te stijgen: van 55.000 naar 69 000 leerlingen in 2010. Vooral zogeheten cluster-4-scholen, voor leerlingen met een psychiatrische aandoening of ernstige gedragsproblemen, groeiden spectaculair: van 12.000 in 2003 tot zo’n 33.000 leerlingen in 2010. De kosten van de wettelijke rugzak-instrumenten stegen bijgevolg van 800 miljoen naar 1,6 miljard euro, een verdubbeling!

Van kastje naar de muur
Dat was nog niet alles. Nogal wat ouders werden door scholen van het kastje naar de muur gestuurd omdat de scholen nogal eens weigerden het kind toe te laten. Zij waren nergens toe verplicht en konden als het niet zo goed uitkwam de deur op slot houden. In de zoektocht die daarop volgde moesten ouders zich door een oerwoud aan samenwerkingsverbanden worstelen. In 2010 waren er in elke gemeente ten minste 5 samenwerkingsverbanden actief voor WSNS, voortgezet onderwijs en 3 regionale expertisecentra (voor de clusters 2, 3 en 4). Dit aantal kan oplopen tot wel 14 samenwerkingsverbanden, omdat de WSNS-verbanden niet geografisch waren georganiseerd en dwars door gemeenten heen kunnen lopen. Elk systeem en elk samenwerkingsverband had vervolgens een eigen indicatiesystematiek, wat ouders vaak tot wanhoop dreef.

Het behoeft weinig uitleg dat deze situatie compleet onbeheersbaar was geworden. Dat was ook de ervaring van schooldirecteur Frank Hoogeboom. Hij constateerde bovendien dat er met de rugzakjes niet per se effectief werd omgesprongen. Een aantal leerkrachten deed volgens Hoogeboom weinig met een diagnose en liet de ondersteuning liever over aan de ambulant begeleider die twee keer per maand langskwam. ‘Terwijl ze zelf ook geacht werden aanpassingen te doen. Bijvoorbeeld door huiswerk voor leerlingen met autisme ook op het bord te schrijven, omdat zij informatie vaak langzamer verwerken. Of door leerlingen met oppositioneel gedrag beter te begrenzen.’ Kortom: een rugzakje betekende niet altijd dat er goede hulp kwam, waardoor kinderen vaak alsnog naar een speciaal onderwijsschool werden verwezen. Hoogeboom: ‘Dat was lang niet altijd nodig, maar inmiddels lag er wel een diagnose die een langdurig stempel voor een leerling betekende, met alle mogelijke negatieve consequenties voor vervolgonderwijs of arbeidsmarkt.’

Maatregelen konden derhalve niet uitblijven, in de media kwam het stelsel steeds meer onder vuur te liggen. Dat leidde op 29 november 2011 tot de indiening van een nieuw wetsontwerp, dat een klein jaar later op 9 oktober 2012 door de Eerste Kamer werd aangenomen. Vanaf 1 augustus 2014 vormde die wet de grondslag voor een nieuwe poging om orde op speciaal-onderwijszaken te stellen. Dit keer onder een aanduiding die vanaf 2005 steeds vaker te horen was: passend onderwijs.

De in het venster opgenomen citaten van onderwijsdirecteur Frank Hoogeboom zijn afkomstig uit een reportage van Julie Wevers ’Rugzak inleveren, en terug naar de gewone school’, in: NRC, 27 november 2013.


Publicatiedatum: 19-11-2019
Datum laatste wijziging :23-11-2020
Auteur(s): Jos van der Lans,
Extra Vier clusters in het speciaal onderwijs
De clusterindeling in het speciaal onderwijs zijn voor het eerst vastgelegd in de Wet op de expertisecentra (wec), die in augustus 1998 van kracht werd. Onder speciaal onderwijs verstaat de wet: onderwijs aan leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs die zintuiglijk, lichamelijk en/of ver- standelijk gehandicapt zijn of gedragsstoornissen hebben. In de Wec werden de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs ondergebracht in vier clusters
Cluster 1: visueel gehandicapten (landelijk):
▪ scholen voor kinderen die blind of slechtziend zijn;
▪ scholen voor meervoudig gehandicapte blinde of slechtziende kinderen;
Cluster 2: auditief en communicatief gehandicapten (landelijk):
▪ scholen voor kinderen die doof zijn;
▪ scholen voor kinderen die slechthorend zijn; ▪ scholen voor meervoudig gehandicapte dove en slechthorende kinderen;
▪ scholen voor kinderen met ernstige spraak- en/of taalmoeilijkheden;
Cluster 3:kinderen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of een combinatie daarvan (regionaal):
▪ scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk);
▪ scholen voor meervoudig gehandicapte zeer moeilijk lerende kinderen;
▪ scholen voor langdurig zieke kinderen met somatische problematiek;
▪ scholen voor kinderen met een lichamelijke handicap (mytylscholen);
▪ scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap (tyltylscholen);
Cluster 4: gedragsgestoorde kinderen (regionaal):
▪ scholen voor kinderen met ernstige problemen in gedrag, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen (zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok), pedologische instituten, langdurig zieke kinderen met psychiatrische problematiek).
Scholen in cluster 3 en 4 zijn, vanaf 2014, onderdeel van (regionale) samenwerkingsverbanden.
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video

YouTube, 17 mei 2018 | Gedicht ’De klas - ode aan docenten’ van Theo Danes. Geweldige parodie over alle probleemkinderen die een docent heden ten dage moet zien te ’managen".

  homepage