2014 Passend onderwijs
Effectievere samenwerking en zorgplicht voor scholen
  homepage
Op dinsdag 6 maart 2012 kwamen in de Amsterdam ArenA 50.000 leraren, ambulant begeleiders, schoolleiders en schoolbestuurders bijeen om te protesteren tegen de bezuinigingen van 300 miljoen die onderwijsminister Marja van Bijleveldt had aangekondigd voor het passend onderwijs. Het was op die dag de grootste onderwijsstaking ooit in Nederland. Ruim 1.700 scholen bleven dicht en van zo’n 2.700 scholen kwamen er stakers naar de ArenA. Onder het motto ‘Elk kind telt’ bestegen leerkrachten, schoolleiders, ouders en vakbondsleiders het podium. Hun angst was dat bezuinigingen klassen nog groter zouden maken, terwijl de begeleiding van zorgkinderen minder werd en de verwijzing naar het speciaal onderwijs groter. ‘Ik zie professionele mensen die ervoor gaan’, vertelde bovenschools directeur Petra van Haren op het podium in de ArenA, ‘maar als je klassen hebt van dertig kinderen inclusief tien probleemgevallen, houdt het op.’
De actie had succes. De bezuinigingen op het speciaal onderwijs werden in het zicht van nieuwe wetgeving geschrapt. Of nauwkeuriger: verplaatst naar het reguliere onderwijs, wat toch voelde als lood om oud ijzer. Die bezuinigingen zouden leiden tot grotere klassen, minder onderwijsassistenten en minder aandacht voor kwetsbare leerlingen.

Eind maart 2012 ging een meerderheid van de Tweede Kamer akkoord met het wetsvoorstel Passend Onderwijs, waarmee minister Van Bijsterveldt de recente groei van het speciaal onderwijs wilde beteugelen. Het rugzakje en de daarbij horende indicatiestelling door de REC werden geschrapt. Ook de weinig overzichtelijke samenwerkingsvormen werden vervangen door voor het primair en voortgezet onderwijs respectievelijk 76 en 75 regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden van regulier en speciaal onderwijs voor de clusters 3 (motorisch gehandicapte, verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke kinderen) en 4 (kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen). Cluster 1 (blinde, slechtziende kinderen) en 2 (dove, slechthorende kinderen en kinderen met een taal- spraakontwikkelingsstoornis) hielden een landelijke financiering en organisatie.

Ondersteuningsplan
Die samenwerkingsverbanden formuleren een ondersteuningsplan, waarin staat hoe zij de ondersteuning organiseren, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld, op welke wijze verwijzing naar het (voortgezet)speciaal onderwijs plaatsvindt en hoe zij ouders informeren. Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.
Elke school moet bovendien kenbaar maken welke minimale ondersteuning zij zelf met eigen middelen biedt. Plus wat de school eventueel extra te bieden heeft. Zo heeft de ene school meer ervaring met kinderen met dyslexie en de andere meer deskundigheid voor kinderen met autisme. Scholen leggen dat vast in het ‘school ondersteuningsprofiel’. Voor deze extra ondersteuning kan de school geld krijgen van het samenwerkingsverband.

Nieuw is dat scholen een zorgplicht krijgen, die moet voorkomen dat ouders moeten leuren met hun kinderen. De school waar zij zich melden moet een passend aanbod organiseren, hetzij binnen de school, hetzij daarbuiten in een andere setting. Ook nieuw is dat de wetswijziging moet leiden tot een vermindering van het labelen van kinderen. Niet de diagnose moet leidend zijn voor de extra aandacht, maar de behoefte van het kind moeten sturend zijn. Tenslotte moeten de veranderingen ook het aantal langdurige thuiszitters, dat was opgelopen tot enige duizenden kinderen, fors terugdringen. De wet trad op 1 augustus 2014 in werking.

Welbeschouwd zijn het vervolgstappen op een bekende route, die halverwege de jaren zeventig voor het eerst werd uitgestippeld in De Contourennota, en begin jaren negentig uitgewerkt in Weer Samen Naar School. Ook het nieuwe stelsel beoogt zoveel mogelijk leerlingen in het reguliere onderwijs te houden, óók als ze autisme, ADHD of een verstandelijke beperking hebben, de toestroom tot het speciaal onderwijs te beperken en de kosten in de hand te houden. Alleen heeft de Haagse politiek inmiddels zoveel ervaring met het taaie onderwijsveld dat de minister de voortgang van het passend onderwijs zo ongeveer elk half jaar gaat monitoren en evalueren.

Te weinig tijd
Uit al die onderzoeken wordt al snel duidelijk dat de ondersteuning van leerlingen binnen het reguliere onderwijs moeilijk van de grond komt. Wat de leerkrachten bij de onderwijsstaking vreesden, blijkt ook uit te komen. 9 op de 10 leerkrachten zegt te weinig tijd te hebben om in overvolle klasse moeilijke kinderen de aandacht te geven die ze nodig hebben. En als ze het wel doen, gaat dat ten koste van andere kinderen. Twee op de drie leerkrachten melden in een onderzoek in 2018 een of meer kinderen in de klas te hebben met gedrags- of ontwikkelingsstoornissen of psychiatrische problemen die beter af zouden zijn in het speciaal onderwijs. De druk op het speciaal onderwijs neemt daardoor niet af, sterker vanaf 2017 begint het aantal leerlingen dat in het speciaal onderwijs terecht komt weer te stijgen.

Nicole ter Harmsen, leerkracht op groep 7 van de basisschool de Windhoek in Almelo zegt het zo: ‘Ik heb 29 leerlingen in de klas, van wie een handvol zorgenkindjes. Je wilt de leerlingen alle zorg geven die ze nodig hebben, maar dat lukt gewoon niet altijd. Zowel de zorgenkindjes als de gewone leerlingen zijn daar af en toe de dupe van. Wat zou helpen, is extra handen in de klas en het verkorten van de trajecten. Op het moment dat je problemen signaleert en met je handen in het haar zit, kan het nog maanden duren voordat een leerling overgeplaatst wordt naar het speciaal onderwijs.’

Dat er nog steeds veel kinderen naar het speciaal onderwijs gaan, is overigens vaak de keuze van ouders. Zolang ondersteuning aan kinderen met een beperking in het regulier onderwijs achterblijft, is er een grote groep ouders die meent dat hun kwetsbare kind beter af is met leerkrachten met de juiste expertise en in kleinere klassen in het speciaal onderwijs.

Eindevaluatie
Op 27 mei 2020 verscheen de Evaluatie passend onderwijs, een onderzoek uitgevoerd door een consortium van zeven onderzoeksinstituten. In het rapport zijn tientallen onderzoeken over passend onderwijs samengeveegd en de conclusie is dubbel. Er is veel kritiek, bijvoorbeeld dat het aantal thuiszitters sterk is toegenomen en dat de leerkrachten overbelast zijn. Maar er zijn ook veel signalen dat er wel degelijk vooruitgang wordt geboekt. In de samenwerkingsverbanden komt steeds meer expertise beschikbaar om kinderen een passende ondersteuning te bieden, waarvoor ook steeds vaker nauwe samenwerking tot stand komt met jeugdzorg en expertise uit andere sectoren. Niet onbelangrijk: na jaren van uit de hand gelopen kostenstijgingen, weet de overheid de kosten nu te beheersen.
Op 16 november 2020 besprak onderwijsminister Slob met een zeer kritische Tweede Kamer zijn plan om met 25 maatregelen het passend onderwijs te verbeteren om zo stapsgewijs toe te werken naar inclusiever onderwijs. Zo krijgen leerlingen hoorrecht, zodat zij betrokken worden bij besluiten over hun oplossing. Voor ouders komt er betere informatie en komen er duidelijkere stappen wat ze kunnen doen als ze er met de school niet uitkomen. Om voor ouders en leerkrachten duidelijkheid te verschaffen en verschillen tussen regio’s te voorkomen komt er een landelijke norm voor basisondersteuning. In de norm wordt omschreven wat er van scholen tenminste verwacht wordt.

Kortom: de weg naar inclusief onderwijs is moeizaam, er zullen nog veel kritische noten gekraakt worden door overwerkte leerkrachten en boze ouders. Maar is er een weg terug?

Publicatiedatum: 24-11-2019
Datum laatste wijziging :03-06-2021
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Extra Passend onderwijs kruipend concept
Bij de presentatie van de Evaluatie passend onderwijs op 27 mei 2020 zei onderzoekster Guuske Ledoux: ’Passend onderwijs suggereert dat het onderwijs voor elke leerling passender moet. We mogen ook niet meer over "zorgleerlingen" spreken zoals vroeger. Het zijn nu "leerlingen met een ondersteuningsbehoefte". Maar daardoor kan het ineens over ieder kind gaan. Sterker nog op de website van de Rijksoverheid staat dat passend onderwijs voor álle leerlingen is. Daardoor wordt het grenzeloos.’
Haar collega Sietske Waslander vult aan: ’Passend onderwijs is daardoor een kruipend concept geworden. Het dijt te veel uit. Er moet duidelijk worden voor wie passend onderwijs bedoeld is en wat het moet opleveren. Om te beginnen door weer gewoon te praten over zorgleerlingen. Passend onderwijs is niet voor iedereen.’
Bron: de Volkskrant, 28 mei 2020.
Literatuur
  • Externe link Guuske Ledoux & Sietske Waslander, m.m.v. Ton Eimers (2020), Evaluatie passend onderwijs Amsterdam: Kohnstamm Instituut | Tilburg: TIAS School for Business and Society, Tilburg University| Nijmegen: KBA Nijmegen(Rapport 1047, projectnummer 20689) Dit is publicatie nr.74 in de reeks Evaluatie Passend Onderwijs.ISBN: 978-94-6321-113-0
Aanvullend materiaal
Links
Video

YouTube, 27 mei 2020 | Deze korte animatie geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten van het evaluatieonderzoek passend onderwijs voor het basis- en voortgezet onderwijs.

YouTube, 27 mei 2020 | Deze korte animatie geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten van het evaluatieonderzoek passend onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs.

YouTube, 17 mei 2018 | Gedicht ’De klas - ode aan docenten’ van Theo Danes. Geweldige parodie over alle probleemkinderen die een docent heden ten dage moet zien te ’managen".

  homepage