1945 Steeds betere hoorapparaten
De revolutionaire ontwikkeling van de audiologie
  homepage
In de negentiende eeuw was het moeilijk het verschil te beoordelen tussen wie doof en slechthorend was. Dat verbeterde na de Tweede Wereldoorlog toen de audiologie tot ontwikkeling kwam. Het werd mogelijk onderscheid te maken tussen doof en licht, matig en ernstig slechthorend. Het aantal leerlingen op scholen voor slechthorenden vertienvoudigde in de jaren 1945-1990 terwijl het aantal kinderen op dovenscholen redelijk constant bleef. Wie voorheen als doof werd gekwalificeerd kwam nu vaker terecht in de categorie slechthorend.

Audiologie is een onderdeel van de medische wetenschap die gericht is op het verbeteren van de gehoorfunctie. Bovendien houdt ze zich bezig met psychologische en psycho-sociale aspecten van een auditieve beperking. Dit werk vindt vooral plaats in audiologische centra. In 2020 zijn daarvan 46 in Nederland. Daar werkt een multidiciplinair team bestaande uit onder meer een KNO-arts, logopedist, maatschappelijk werker, psycholoog en technisch deskundige. In de audiologie is audiometrie, het meten van het gehoor en gehoorresten een belangrijk onderdeel.

Vergroten van de oorschelp
Hoewel het voor 1940 nog nauwelijks mogelijk was het gehoor te meten, gingen slechthorenden zich vanaf 1900 duidelijker onderscheiden van doven. Zij deden dat vooral op grond van de mate van taalbeheersing op het gebied van spreken, lezen en schrijven en de integratie in de horende samenleving. Zo konden verenigingen van slechthorenden ontstaan. Er ontstonden zelfs drie scholen voor slechthorenden in 1914 en 1919, een aantal dat tot 1945 hetzelfde bleef.

Slechthorenden maakten zich sterk voor de ontwikkeling en verbetering van hoorapparaten. Zij werkten daarin samen met artsen. Een van hen was de oorarts Hendrik Burger, die in 1910 de dovenschool in Amsterdam stichtte en vier jaar later op 9 september de tweede school voor slechthorenden in Nederland (Den Haag had op 9 juli 1914 de primeur). In 1917 verscheen de eerste catalogus van hoorapparaten. Die apparaten waren onhandig en groot. Ze werkten vooral mechanisch: het vergroten van de oorschelp. Gaandeweg ontstonden er ook elektrische, waarbij de persoon gekluisterd was aan een snoer en stopcontact. Een belangrijke innovatie was de toepassing van de batterij, die vooral na de Tweede Wereldoorlog een vlucht nam. Het eerste draagbare op batterijen functionerende hoorapparaat dateert van 1940. Zowel de batterij als de geluidsversterker waren forse apparaten die op de buik en onder de arm op de zij werden gedragen. Als Philips in de naoorlogse jaren gehoorapparaten op de markt brengt, worden deze snel steeds handzamer en gemakkelijker in het gebruik.

Geluidstrillingen
Dat het waarnemen van geluid en geluidstrillingen ook voor doven van belang is, is tegenwoordig bekend, maar werd als eerste al onderkend door de dovenschool in Michielsgestel. Daar voerde men in 1940 muziek en dans in om kinderen meer gevoelig te maken voor geluidstrillingen via instrumentkasten, vloer en voorwerpen. Aanvankelijk was het de bedoeling om kinderen ervan te laten genieten. Maar spoedig bleek dat muziek een gunstig effect te hebben op bijvoorbeeld meer ritmisch spreken.

De nieuwste ontwikkeling in de audiologie is sinds 1985 het cochleair implantaat (CI). Het implantaat is een minuscuul klein apparaatje dat onder de huid achter het oor wordt geplaatst. Van daaruit lopen electroden naar het slakkenhuis in het binnenoor waar de elektroden vooral de hoorzenuw stimuleren. Achter het oor draagt men dan een ontvanger van het geluid dat als een hoorapparaat herkenbaar is. Aanvankelijk kwamen alleen volwassenen daarvoor in aanmerking, maar sinds 2001 ook kinderen. Tegenwoordig krijgt de meerderheid van de dove kinderen het aangemeten. Zij behoren daarmee tot de slechthorenden. Er blijven echter onderlinge verschillen in horen en het verstaan van de spraak. Onderzoek toont aan dat er in de taalontwikkeling tot en met de basisschool weinig verschillen zijn met horenden maar dat daarna op dit gebied wel achterstanden ontstaan.

Publicatiedatum: 17-04-2020
Datum laatste wijziging :05-06-2020
Auteur(s): Marjoke Rietveld-
van Wingerden
,
Literatuur
  • S. Derks (2004), Doorbroken stilte. 175 jaar zorg en onderwijs voor mensen met beperkingen in horen, zien en communicatie. Sint-Michielsgestel: Viataal.
  • Nelleke Manneke (2003), Ongehoord spraakmakend. Honderdvijftig jaar onderwijs en zorg voor auditief beperkten in Rotterdam en wijde omgeving. Rotterdam: Koninklijke Auris Groep/ Koppel Uitgeverij.
  • Marjoke Rietveld-van Wingerden & Corrie Tijsseling (2010), Ontwikkeling door communicatie. Geschiedenis van het onderwijs aan doven en slechthorenden in Nederland. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
  • PDF document Corrie Tijsseling (2014), ’School, waar?’ ? Een onderzoek naar de betekenis van het Nederlandse dovenonderwijs voor de Nederlandse dovengemeenschap, 1790-1990. Utrecht: Universiteit van Utrecht.
Aanvullend materiaal
Links
Video

YouTube, 23 april 2014 | Beter Horen - Geschiedenis van hoortoestellen.

  homepage