1929 Start vakopleiding speciaal onderwijs
Van zaterdagmiddagcursus tot masterstudie
  homepage
Op 22 oktober 1927 verzamelen zich in Amsterdam verschillende vertegenwoordigers van organisaties die actief betrokken zijn bij het buitengewoon onderwijs dat vanaf 1920 een wettelijke grondslag heeft gekregen en sindsdien aan een snelle groei is begonnen. De vergadering is bijeengeroepen door prof. Ph. Kohnstamm, één van de eerste hoogleraren pedagogiek en verbonden aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam. Hij doet dat op verzoek van de Vereniging van Onderwijzers en Artsen die al vanaf haar oprichting in 1903 bezig is om duidelijk te maken dat lesgeven aan kinderen in het buitengewoon onderwijs een aparte deskundigheid vereist.

De snelle groei van het buitengewoon onderwijs maakt de behoefte aan een eigen vakstudie urgenter. Onderwijzers uit het lager onderwijs namen bij de overstap naar het buitengewoon onderwijs hun vertrouwde klassikale werkwijze en methodiek mee en kwamen daarbij nogal eens van een koude kermis thuis. Lesgeven aan deze groep toch wat minder makkelijk leerbare kinderen vroeg niet alleen om aangepaste doelstellingen, maar ook om andere vaardigheden. De ‘vakantiecursussen’ die voor onderwijzers op basis van persoonlijke belangstelling vanaf 1913 werden georganiseerd waren onvoldoende om het onderwijs op niveau te brengen. Daarvoor was, zoveel was steeds duidelijker geworden, een gedegen vakopleiding nodig.

Dagopleiding
Het in Amsterdam bijeengekomen gezelschap wilde daar vaart mee maken. Alle denominaties (katholiek, protestants en algemeen) zaten aan tafel vanuit het idee dat bij een toch relatief kleine tak van onderwijs samenwerking geboden was. De vergadering besloot tot de oprichting van een Federatief Comité dat de opdracht kreeg om naar het model van het Zwitserse Heilpedagogische Seminar te Zürich een dagopleiding tot stand te brengen. Dat stuitte echter al snel op bezwaren van religieuze onderwijzers die vanwege hun kerkelijke verplichtingen niet een hele dag van huis mochten wegblijven.
Zo start op zaterdag 11 mei 1929 om 14.00 uur, gefinancierd door een bescheiden subsidie van het ministerie van Onderwijs, de eerste vakstudie in de Griftstraat in Den Haag. Diezelfde middag om half vier gaat, eveneens in Den Haag, de katholieke variant van start bij de Eerwaarde Zusters van Liefde in de Oude Molenstraat. Deze zaterdagmiddagcursussen, waarin zowel theoretische als praktische kennis werd overgedragen, zouden de opmaat moeten vormen van het ideaal: een zelfstandige dagopleiding, waarin universiteit en school, theorie en praktijk, ‘elkaar de hand schudden’. Daarvoor wordt de Stichting Buitengewoon Onderwijs opgericht. Die dagopleiding komt er in 1933, naast de zaterdagmiddagcursussen. Deze seminariumopleiding, omvat in twee jaar vier semesters en is bestemd voor reeds in het buitengewoon onderwijs werkzame onderwijzers. In 1935 komt er ook nog een verkorte opleiding van een jaar.

Gesteggel
Het vakonderwijs komt echter moeizaam van de grond. Er is voortdurend gesteggel over de verdeling van de toch al zeer schaarse financiële middelen over de verschillende levensbeschouwelijke schoolorganisaties, vooral de katholieke vertegenwoordigers staan daarbij op hun strepen. Er is bij deelnemende onderwijzers veel ongenoegen over de leerstof van met name de hoogleraren pedagogiek, die ze maar weinig toepasbaar achten op hun minder begaafde kinderen. De overheid stelt zich uiterst terughoudend op en onderneemt niets om de diploma’s ook te erkennen. Zo blijft het buitengewoon onderwijs een wat gemarginaliseerde uithoek in het hele onderwijssysteem. Als de financiering in de oorlog stagneert verdwijnt de dagstudie van het onderwijstoneel, om eigenlijk nooit meer terug te komen.

Na de oorlog herneemt de vakstudie zich langzaam aan de hand van de cursussen die veelal nog steeds op zaterdagmiddag worden gegeven. Een stroomversnelling treedt op als per Koninklijk Besluit in 1949 het Buitengewoon Onderwijs verder wordt gedifferentieerd in een aantal gespecialiseerde schooltypen, waaronder die voor kinderen met een ‘partieel defect’, beter bekend als de LOM-scholen, onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Tegelijkertijd ontpopt de orthopedagogiek zich als de wetenschap die de kennis levert voor de verdere verdieping van het vakonderwijs. In het kielzog hiervan erkent de overheid in 1951 het diploma van de deeltijdstudies, die op steeds meer plaatsen in het land worden aangeboden. Het buitengewoon onderwijs begint aan een stevige groei, eigenlijk vooral het LOM-onderwijs, en daarmee groeit ook de behoefte en het aanbod aan vakonderwijs.

Seminarium & Katholieke Leergangen
Op 10 april 1959 besluit men het geheel van (de niet katholieke) opleidingen te vatten onder de naam Seminarium voor Orthopedagogiek, een naam waarin nog het oude verlangen te proeven valt van de voltijdse dagopleiding die men in 1929 voor ogen had. Net zoals de Katholieke Leergangen verzorgt het Seminarium een groeiend aantal deeltijdcursussen die vrijwel geheel bestaan uit een basisopleiding van één jaar en een of meerdere specialisaties van een half tot driekwart jaar. Vooral door de groei van de LOM-scholen neemt de belangstelling snel toe. De LOM-scholen willen zich nadrukkelijk onderscheiden van wat in de volksmond nog steeds bekend staat als ’debielenscholen’ en daarvoor kiezen ze bij voorkeur voor leerkrachten die niet uit deze onderwijstypes afkomstig zijn. Maar die hebben wel een diploma nodig. Als in 1967 ook het voortgezet buitengewoon onderwijs, tegenwoordig VSO, een wettelijke basis krijgt neemt de belangstelling voor gerichte vakscholing nog verder toe.

In de decennia na de Tweede Wereldoorlog heeft de vakstudie zich enorm verrijkt en is ze qua kennisoverdracht definitief uit de schaduw getreden van het reguliere vakonderwijs. Er is veel aandacht voor de omgang met individuele kinderen en daarop gerichte onderwijsmethoden. De vernieuwende pedagogische inzichten die vanaf de jaren zeventig opgeld doen hebben deze trend naar rijker en specifieker onderwijs alleen nog maar versterkt. In de Contourennota is voor het eerst in beleidsteksten het pleidooi te lezen om kinderen die extra aandacht nodig hebben minder snel naar het speciaal onderwijs af te schuiven. Ook dat vraagt om speciale expertise.

Special Education Needs
Daardoor komt er steeds meer aandacht voor problematisch lerende kinderen in aparte studieonderdelen in het reguliere beroepsonderwijs, op de PABO of binnen lerarenopleidingen. Wie les wil geven in het speciaal onderwijs moet allereerst een lesbevoegdheid verwerven voor het reguliere onderwijs. De zelfstandige vakopleiding die men in de beginjaren nog wel voor ogen had, is er dus nooit gekomen. Wel kunnen leerkrachten zich tegenwoordig specialiseren door aparte masters te volgen, aangeduid als Master Special Educational Needs, gericht op: ‘leraren, coördinatoren, managers en andere professionals die zich verder willen professionaliseren op het terrein van de zorg voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften’. Speciaal onderwijsinstellingen stellen dat nogal eens als voorwaarde voor een aanstelling.

De masters worden gegeven aan de Hogeschool Utrecht (waar met behoud van naam het Seminarium voor Orthopedagogiek onderdak heeft gevonden), de Fontys Hogeschool in het Zuiden van het land (waar de Katholieke Leergangen voor Buitengewoon Onderwijs in zijn opgegaan) en de protestant-christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. In die drie hogescholen zie je nog de oude historische sporen terug van de verzuiling die decennialang een obstakel vormde om in Nederland tot een eenduidig en krachtig curriculum te komen. In het vakonderwijs dat geboden wordt is daarvan heden ten dage eigenlijk niets meer te merken.

Publicatiedatum: 20-05-2020
Datum laatste wijziging :15-01-2022
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video

YouTube, 24 opktober 2017| Karin en Rosalie, beide alumni van de master Educational Needs van Windesheim, vertellen over hun ervaringen met de master. Wat levert de opleiding hen als professional, wat brengt het in hun onderwijs en wat heeft hun school eraan?

YouTube, 2 april 2013 | In slechts 9 minuten krijgt u een beeld van de Master Special Educational Needs (M SEN) bij Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (OSO). Voor meer informatie: http://www.fontys.nl/oso

  homepage