1998 ’Resultaten Scoren’ gaat van start Verbetering van de kwaliteit |
|
Op gezette tijden verschijnt er een kritisch rapport over de effectiviteit en de kwaliteit van de verslavingszorg. Of er wordt door een fractie in de Tweede Kamer over de sector gemopperd. Dit wordt telkens gepareerd met een uitgebreide studie, commissies, allerlei rapportages en vaak raakt de kritiek al snel vergeten. Dat uitgerekend de verslavingszorg zo kritisch bekeken wordt, heeft er niet alleen mee te maken dat er nogal wat geld in wordt gestopt, maar vooral ook omdat de rijksoverheid er alle belang bij heeft dat het op het vlak van overlast en criminaliteit rustig blijft. Aan middelengebruik gerelateerde problemen treden vaak direct in de openbaarheid. Dat gold vroeger voor openbare dronkenschap, later voor de heroïnegebruikers in de binnensteden en recent viel op dat het gebruik van GHB zich in Nederland opvallend verspreidde van de stad naar het platteland. Een eigenlijk nauwelijks oplosbaar probleem betreft telkens ook dat buitenstaanders wel zien dat er veel geld wordt besteed aan de verslavingszorg, maar dat het heel moeilijk is om er een vinger achter te krijgen wat er nu feitelijk met het geld gebeurt en wat de resultaten ervan zijn. Dit probleem is niet uniek voor de verslavingszorg, maar die ligt nu eenmaal door haar vaak mythische beeldvorming bij publiek en politiek onder een vergrootglas. Aan het einde van de twintigste eeuw waren de zorgen over de continuïteit van de verslavingszorg zo groot dat een aantal bestuurders van instellingen in de verslavingszorg het initiatief namen om gezamenlijk een oplossing te vinden voor de, ook in hun ogen, gebrekkige kwaliteit van de zorg. Als men eerlijk was dan moest men erkennen dat iedereen maar wat deed. Er waren geen protocollen en de interventies waren nauwelijks onderzocht. De resultaten werden niet gemeten en ook de opleiding van de werkers was ver onder de maat. De bestuurders, aangevoerd door Jan Walburg (1949) van Jellinek, die al eerder haar behandelaanbod op basis van wetenschappelijke onderzoek had aangepast (het zogenaamde herontwerp), namen het initiatief met steun van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om de kwaliteit te verbeteren, innovatieve projecten te ondernemen en de verschillende segmenten van de zorg, zoals de sociale verslavingszorg of de preventie, sterk te verbeteren. Het initiatief leidde in 1998 tot de oprichting van het project Resultaten Scoren. Het project, waarin bestuurders, onderzoekers en behandelaars in een stuurgroep samenwerken, bestaat nog steeds, nu in de vorm van een stichting. Sleutel van het succes was een sterke bestuurlijke verankering en wetenschappelijke ondersteuning. Actieve bestuurders waren onder anderen Jan Walburg (1949, Amsterdam), Lucien van Ruth (1952, Noord-Holland), Ruud Rutten (1957, Overijssel), Bert Kuijf (1945) en Don Olthof (1957)(Gelderland), Martinus Stollenga (1953, Drenthe), Sjef Czyzewski (1951, Rotterdam) en vanuit Brabant Krijn in ‘t Veld (1949) en Roel Hermanides (1951). Steun vanuit de wetenschap kwam via de hoogleraren Gerard Schippers (1947, Amsterdam), Cor de Jong (1950, Nijmegen), Vincent Hendriks (1959, Leiden) en later ook Dike van de Mheen (1963, Rotterdam/Maastricht). Uniek aan Resultaten Scoren is dat het een initiatief is van alle grote instellingen en dat het in staat is gebleken om op heel veel gebieden en aspecten van de verslavingszorg vernieuwing aan te brengen, en ook meer uniformiteit. In de rest van de psychische gezondheidszorg (GGZ) bestaan wel allerlei kenniscentra, maar die hebben niet zo’n grote invloed op de organisatie en de kwaliteit van de zorg als Resultaten Scoren heeft gehad op de verslavingszorg. De werkmethoden zijn drastisch herzien, werkprocessen beter gestroomlijnd en het behandelaanbod heeft over de gehele linie een meer wetenschappelijke basis gekregen. Een belangrijke factor is geweest dat behalve steun van bestuurders en wetenschappers de instellingen, en actieve werkers daarin, effectief werden betrokken op de voorbereiding van nieuwe behandelprotocollen, richtlijnen of meetinstrumenten. Onderzoek geeft aan dat de diverse producten van Resultaten Scoren overwegend goed zijn ontvangen en geïmplementeerd in de sector. Daardoor is het gelukt dat bijvoorbeeld de MATE door nagenoeg alle instellingen standaard wordt toegepast. De MATE is een meetinstrument dat na aanmelding kan worden gebruikt om bij cliënten de kenmerken van een verslavingsprobleem in kaart te brengen en een verstandige behandelindicatie te formuleren, Inmiddels zijn er van de MATE allerlei varianten ontwikkeld, zoals voor jeugd of voor toepassing in de forensische sector. Een ander voorbeeld betreft de leefstijltrainingen, die zijn bedoeld om aan te bieden aan iedereen met niet al te ernstige verslavingsproblemen. De leefstijltrainingen zijn strak geprotocolleerd en daardoor is het goed mogelijk om te garanderen dat de uitvoering overal op min of meer dezelfde wijze wordt toegepast. Inmiddels zijn deze trainingen getransformeerd tot protocollen voor cognitieve gedragstherapie. Tot slot is het belangrijk om te wijzen op de ontwikkeling van een richtlijn voor de behandeling van opiaatverslaafden met methadon (de RIOB), ook een voortbrengsel van Resultaten Scoren. Deze richtlijn was absoluut noodzakelijk, omdat de methadonverstrekking ver onder de maat was; een voorbeeld van verwaarloosde zorg. Ook op het vlak van de opleidingen heeft Resultaten Scoren haar sporen verdiend. In nauw overleg met vertegenwoordigers van instellingen, universitaire en hbo-opleidingen zijn competentieprofielen opgesteld en vervolgens zijn er, in nauwe samenwerking met beroepsorganisaties, diverse opleidingen gestart of is het mogelijk gebleken binnen bestaande opleidingen meer aandacht te vragen voor verslaving en verslavingszorg. Het valt moeilijk te bepalen of Resultaten Scoren ook al daadwerkelijk invloed heeft gehad op de epidemiologie van verslaving. Zijn de incidentie (het aantal nieuwe gevallen) en de prevalentie (het aantal mensen dat verslaafd is) van bepaalde vormen van verslaving afgenomen? En heeft Resultaten Scoren invloed gehad op de instroom in de verslavingszorg en de doorstroom? Uiteindelijk zijn dat natuurlijk de vragen waar de critici graag een antwoord op willen hebben. |
|