Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
2009Heroïne wordt geregistreerd als geneesmiddel Medische verstrekking heroïne
Op 18 juli 2009 nam minister Klink (CDA) van VWS het historische besluit om, als vervolg op de registratie van heroïne als geneesmiddel door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), het Opiumbesluit te wijzigen. Op 20 augustus 2009 werd het besluit gepubliceerd in het Staatsblad. Hiermee kregen in 2009 de 715 door VWS toegestane behandelplaatsen, in twintig behandeleenheden, een wettelijke status. Het was de kroon op het werk van onder anderen de hoogleraren Jan van Ree (Universiteit Utrecht, 1945) en Wim van den Brink (Universiteit van Amsterdam, 1952).
Heroïne is een stof waaraan mensen snel verslaafd raken. De verslavingszorg heeft tientallen jaren geprobeerd verslaafden te helpen bij het ontwennen van de stof en heeft hen lang gestimuleerd tot geheelonthouding. Dat lukte maar zeer ten dele. De komst van methadon was een enorme verbetering. Dit bood de mogelijkheid dat verslaafden een legaal substituut voor heroïne kregen aangeboden dat ze slechts één keer per dag oraal hoefden in te nemen. Toch vond een grote groep heroïneverslaafden geen baat bij de behandeling met methadon, ook al werd deze geflankeerd door allerlei psychosociale interventies. De roep om ook te experimenteren met de verstrekking van heroïne onder medisch toezicht werd steeds luider. Belangrijk in dit verband was een gezaghebbend advies hieromtrent van de Gezondheidsraad in 1995.
Van Ree en Van den Brink hebben er, met collega’s verenigd in de CCBH (Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden), voor gezorgd dat in Nederland de behandeling van mensen die ernstig aan heroïne verslaafd zijn, en bij wie andere interventies niet werken, kan plaatsvinden met behulp van heroïne als geneesmiddel. Hieraan gingen vele rapporten en debatten vooraf. Dankzij de doortastende rol van toenmalig minister Borst (D66) werd het mogelijk om de toepassing van heroïne wetenschappelijk te onderzoeken. De resultaten van dit experiment waren zo positief dat er alle reden was om hiermee door te gaan. Dat was geenszins eenvoudig, omdat telkens allerlei politieke besluiten voorafgingen aan de volgende stappen in dit proces.
Doorslaggevend was uiteraard dat het experiment niet alleen zeer goed verliep, maar ook dat de uitkomsten heel positief waren. Gecontroleerde behandeling met heroïne (zo nodig zeven dagen in de week, drie keer per dag, zowel spuiten als roken) in combinatie met methadon van chronisch, therapieresistente verslaafden aan heroïne, die reeds behandeld werden met methadon, bleek effectiever dan de continuering van de behandeling met uitsluitend methadon. Verder stelden de onderzoekers vast dat gecontroleerde behandeling met heroïne in combinatie met methadon klinisch relevante gezondheidsvoordelen opleverde.
Het project heroïne op medisch voorschrift in Nederland dwingt respect af. Wie zich verdiept in de bijna vijftienjarige geschiedenis van dit project, ontkomt niet aan de conclusie dat hier sprake is geweest van een zeer ingewikkeld, maar in veel opzichten ook zeer succesvol project – ondanks alle tegenslagen die bij zoiets bijna onvermijdelijk horen. Het ontwikkelen van een geneesmiddel is in de moderne tijd altijd een complexe operatie. In dit geval was de stof weliswaar al lang beschikbaar, maar er waren wel vragen over de wijze waarop deze het beste kon worden toegediend, wat vooral bij inhaleren een farmacologisch lastig probleem bleek. De onderzoekers moesten zich vanzelfsprekend houden aan alle moderne richtlijnen met betrekking tot goed klinisch onderzoek en aan de geldende wetenschappelijke en medisch ethische criteria voor de wijze waarop een experiment moest worden uitgevoerd. Maar het meest bijzondere is misschien wel dat het experiment werd verricht onder streng politiek toezicht – zowel wat betreft de verantwoording van het onderzoeksprotocol als alle hierop volgende stappen, tot en met de laatste fase: de wijziging van het Opiumwetbesluit.
Bezien vanuit de ideeën van de traditionele, op abstinentie gerichte, verslavingszorg was het ondenkbaar dat nota bene dezelfde stof waaraan mensen verslaafd waren geraakt als geneesmiddel door een arts zou kunnen worden voorgeschreven en verstrekt. De chemische afhankelijkheid zou in stand worden gehouden, wat moreel onaanvaardbaar was. Tegenwoordig wordt hier genuanceerder over gedacht. Het heeft ermee te maken dat er meer inzicht is in het verslavingsproces, dat morele verontwaardiging veel minder een doorslaggevende rol speelt en dat de evidence based medicine hier zijn kracht heeft bewezen. Waarschijnlijk heeft voor het succes ook meegespeeld dat de verstrekking op een zeer zorgvuldige wijze plaatsvond en dat de gebruikers op een humane wijze werden bejegend.
Het Nederlandse heroïne-experiment stond niet op zichzelf. In het buitenland was al ervaring opgedaan met heroïne op medisch voorschrift. Ook in Nederland was er al heel lang discussie over nut en noodzaak hiervan. Door een samenloop van politieke en maatschappelijke omstandigheden lukte het om dit experiment van de grond te tillen. Het is overigens niet zo dat heroïne op medisch voorschrift bij iedereen een positief resultaat laat zien. Daarom is de zoektocht naar een werkzame behandeling nog lang niet voltooid. We zullen als samenleving echter ook moeten accepteren dat er groepen gebruikers zijn bij wie niet of nauwelijks verbetering in de situatie kan worden bewerkstelligd. Compassie en steun zijn dan uiteraard nog steeds noodzakelijk, evenals gebruiksruimten en sociale opvangmogelijkheden.
Het voorgaande had louter betrekking op heroïne. Recent Nederlands onderzoek heeft aangetoond dat een onderhoudsprogramma met dexamfetamine bij patiënten die medisch heroïne verstrekt krijgen maar tevens cocaïne gebruiken, ook veelbelovend is: het leidde tot een sterke afname van het cocaïnegebruik.
Publicatiedatum: 25-05-2016
Datum laatste wijziging :06-10-2016
Auteur(s): Jaap van der Stel,