Je hoeft niet altijd sociaal werker te zijn om stevige invloed uit te oefenen op sociaal werk. Ook moet je niet altijd vuistdikke boeken schrijven om een blijvende indruk na te laten. Dat wordt duidelijk bij het bekijken van het werk van Sherry Arnstein. Zij is onlosmakelijk onderdeel van de kennisbasis van sociaal werk dankzij één artikel van slechts zeven pagina’s daterend uit 1969.
Hoewel Sherry Arnstein heel even werkte als sociaal werker in San Francisco, was ze oorspronkelijk opgeleid als leerkracht lichamelijke opvoeding. Ze beëindigde haar loopbaan in de gezondheidzorg met bijna een decennium leiding geven aan de American association of colleges of osteopathic medicine.
Belangrijk voor sociaal werk is dat ze in de jaren zestig van vorige eeuw een tijd werkte voor het ministerie van gezondheid, onderwijs en welzijn in de USA. In 1969 publiceerde ze dan het artikel waarvoor ze nog steeds herinnerd en gerespecteerd wordt: A ladder of citizen participation. Sherry Arnstein stierf in 1997.
Ze schreef haar artikel in de periode dat ze werkte als manager van onderzoek naar samenlevingsopbouw voor The Commons, een non-profit organisatie. Het bouwde verder op haar eerdere ervaringen als adviseur burgerparticipatie voor het ministerie van huisvesting en stedelijke ontwikkeling onder het presidentschap van Lyndon Johnson.
Arnstein trachtte een typologie te beschrijven van burgerparticipatie en wilde dat het uitdagend beschreven was. Er was te veel retoriek rondom burgerparticipatie, te veel misleidende holle woorden. Als uitgangspunt stelde ze burgerparticipatie gelijk met burgermacht: als participatie niet resulteert in een andere machtsverdeling tussen wie heeft en wie niet heeft, is het geen echte participatie. En dat was precies wat er aan de hand was in die tijd, aldus Arnstein.
Het artikel omvat verder een omschrijving van een ladder van burgerparticipatie, waarop acht treden onderscheiden worden. Elke trede hoger betekent meer participatie van de burger, en dus meer macht. Om dat duidelijk te maken werden de twee laagste sporten op de ladder (manipulatie en therapie) omschreven als non-participatie, als niet-deelname. Zelfs de volgende drie sporten (informeren, consulteren en verzoening) zijn niet echt participatie en worden daarom omschreven als schijnbewegingen. Het is enkel op de twee hoogste sporten van de ladder (gedelegeerde macht en burgerbestuur) dat we met ‘the real thing’ te maken hebben, met echte burgerparticipatie.
In de decennia sinds Arnstein’s artikel is er in de sociale wetenschappen keer op keer gewezen op de problematische non-participatie van bepaalde segmenten van de samenleving in het democratische proces. Een belangrijk ijkpunt in dergelijke analyses is het werk van Sidney Verba en Norman Nie. Voor Nederland is dit debat net geactualiseerd door Mark Bovens en Anchrit Wille met hun studie Diplomademocratie. Dergelijke studies maken duidelijk dat participatie erg ongelijk verdeeld is over de bevolking en dat dit niet alleen problematisch is voor de niet-participerende burgers, maar ook voor de samenleving als geheel.
Het gedachtegoed van de participatieladder is veelvuldig gebruikt en aangepast, in Nederland onder meer door de bestuurskundigen Jurian Edelenbos en René Monnikhof in 2001. VNG en DIVOSA ontwikkelden een variant voor gebruik in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WwB). Daarbij gaat het dan niet om treden hoger in beleidsparticipatie, maar om treden dichter bij betaald werk. MOVISIE bewerkte de participatieladder tot een participatiewiel.
Het artikel van Arnstein verscheen oorspronkelijk in het Journal of the American Institute of Planners maar is sindsdien tientallen keren opnieuw gepubliceerd en vertaald. Er zijn weinig publicaties en debatten over burgerparticipatie die er niet naar verwijzen en/of door beïnvloed zijn. Dit heeft niet alleen geleid tot vele variaties van de oorspronkelijke figuur van de ladder van burgerparticipatie, maar ook tot suggesties voor wijzigingen en aanvullingen. Zo is er de ladder van jeugdparticipatie van Roger Hart, in 1997 gepubliceerd door UNICEF.
Publicatiedatum: 24-12-2010
Datum laatste wijziging :28-03-2014
Auteur(s): Jan Steyaert,