1990 Sociale netwerken als partners in de zorg
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste

Hoewel sociaal werk alleen al in naam sociaal is, heeft het nog al eens het imago dat het veel werkt met individuele hulpverleningstrajecten. Het enthousiasme waarmee sociaal werk in vroegere decennia het ‘social casework’ van Mary Ellen Richmond en de humanistische psychologie van Carl Rogers omarmde, droeg bij aan dit imago. Zeker in de Angelsaksische literatuur ligt sociaal werk erg dicht tegen individuele psychotherapie en ‘clinical social work’. Er zijn echter ook tegenbewegingen. Zo bepleit ‘radical social work’ (bij ons bekend via de politiserende hulpverlening) dat sociaal werk zich ook kan en moet richten op het veranderen van de samenleving en de manier waarop die sociale problemen veroorzaakt. Op een niveau tussen individu en samenleving zijn dan weer benaderingen als systeemtheorie, gezinstherapie en ecologisch hulpverlenen relevant. Belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk in hun werk is dat niet alleen gekeken wordt naar de zorgbehoevende burger, maar naar de context waarin deze zich bevindt en hoe die context het probleem in stand houdt, dan wel kan helpen oplossen. Daarbij wordt veel belang gehecht aan de sociale netwerken rondom cliënten.
Inspiratie wordt onder meer gehaald bij Salvador Minuchin (structurele systeemtherapie), Paul Watzlawick (pragmatische aspecten van menselijke communicatie) en Ann Hartman (genogram). Ook het werk rondom contextuele hulpverlening van de Hongaar Iván Böszörményi-Nagy levert op dit terrein inspiratie. Hij benoemt het werken met relaties als de kern van hulpverlening.

In Nederland kreeg eind jaren tachtig het werk van Jan van Susteren enige bekendheid. Onder de titel Helpen in eigen omgeving ontwikkelde hij een stappenplan om jongeren te helpen in hun eigen natuurlijke omgeving en aan te sluiten bij hun sociaal netwerk. Hoewel velen de training volgden en er bij menig oudere hulpverlener of docent nog een vergeeld exemplaar van de werkmap te vinden is, verdween de methode in de vergetelheid. De auteur zelf emigreerde naar Nieuw-Zeeland.
Bekender werd en bleef het werk dat Herman Baars in Maastricht dezelfde periode startte onder de naam Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse (MSNA). In 1990 verscheen daarover hun basiswerk: Sociale netwerkstrategieën in de sociale psychiatrie. De term ‘analyse’ geeft helaas een verkeerd beeld van dit initiatief, want de interventie is er wel degelijk op gericht om na het in kaart brengen van het sociaal netwerk van een cliënt dit bij de zorg te betrekken. Herman Baars, van oorsprong maatschappelijk werker, ontwikkelde de methode in eerste instantie in de context van ambulante psychiatrische hulpverlening. In 1994 promoveerde hij op onderzoek naar deze interventie. In de volgende jaren werd MSNA ook aangepast voor gebruik in de reclassering en het forensisch maatschappelijk werk.

De methode en het denken rondom het betrekken van sociale netwerken van cliënten bij de zorg die zij nodig hebben kreeg door de invoering van de Wmo en de toegenomen focus op informele zorg nieuwe impulsen. Zo werd binnen de MEE-organisaties een variant op MSNA ontwikkeld en breed ingezet. Er wordt aan de sociaal netwerkbenadering onder meer gewerkt door Ans de Haas vanuit MEE Brabant Noord en door Anne Vereijken vanuit MEE Gelderse Poort. Voor gebruik binnen de verslavingszorg wordt MSNA aangeraden als aanvulling op genogrammen. Vanuit die organisaties gaan ook anderen er in de sociale sector (opnieuw) mee werken. Recent startte de Hogeschool Arnhem Nijmegen werk rond het aanpassen van de bestaande sociale netwerkbenadering voor personen met een verstandelijke beperking. Ook de eigen-kracht conferenties passen in dit rijtje.

Publicatiedatum: 07-08-2013
Datum laatste wijziging :23-03-2014
Auteur(s): Jan Steyaert,
Verder studeren
Literatuur
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste