1991Cohortstudies naar het ouder worden Start longitudinaal onderzoek naar ouder worden
“Meten is weten”, dat is een veelgehoorde uitspraak. En die heeft ook invloed gehad in de geschiedenis van de ouderenzorg, en dat niet alleen inzake het opvolging van de levensverwachting en de groei van het aantal ouderen in de bevolking. Begin jaren negentig werd onder impuls van de rijksoverheid gestart met verschillende longitudinale onderzoeken (of cohortonderzoek) van ouderen. Daarbij worden dezelfde mensen over lange termijn gevolgd.
De inspiratie daarvoor kwam uit het buitenland, waar onder meer in de Verenigde Staten sinds 1948 de Framingham studie liep bij ruim 5.000 burgers, sinds 1967 in Groot Brittannië de Whitehall studie bij ruim 10.000 ambtenaren, sinds 1986 (opnieuw in de VS) de “nun study” en sinds 1989 de CFAS studie of “cognitive function and ageing study” (opnieuw in GB). Allen volgende grote groepen burgers over vele jaren om zo veranderingen in bijvoorbeeld gezondheid op te volgen. De Whitehall studie leidde bijvoorbeeld tot het inzicht dat (gezonde) levensverwachting erg ongelijk verdeeld is en wie lager geschoold is, veel minder lang leeft, en veel minder lang in goede gezondheid. Dergelijke resultaten waren wetenschappelijk en beleidsmatig zo interessant, dat de Nederlandse rijksoverheid wel wat zag in vergelijkbaar onderzoek hier.
In de jaren tachtig liepen al onderzoeksprogramma’s zoals SOOM (Stuurgroep Onderzoek Ouder wordende Mens, 1982-1987) en Nestor (Nederlands stimuleringsprogramma ouderenonderzoek, 1988-1996), maar wel wilde meer, en vooral op langere termijn ontwikkelingen in beeld brengen. Dat leidde er toe dat in 1991 op meerdere plaatsen in Nederland longitudinaal onderzoek opgestart werd. Zo was er het ERGO-onderzoek in de Rotterdamse wijk Ommoord naar bewoners van 45 jaar en ouder, het LASA-onderzoek (of Longitudinal Aging Study Amsterdam) van de Vrije Universiteit Amsterdam en MAAS (of Maastricht aging study) van de Universiteit Maastricht. Allen starten ze in 1991, onderzochten ze de verouderende bevolking, organiseerden ze de eerste bevraging van respondenten de jaren nadien en volgden ze dezelfde groep respondenten met regelmaat op de decennia nadien. Zowel de ERGO-, LASA- als MAAS-onderzoeken zijn nog steeds actief.
Daarmee hield het echter niet op, zo is in 2006 het Lifelines cohortonderzoek gestart over het thema gezond ouder worden. Meer dan 150.000 inwoners uit Groningen, Friesland en Drenthe nemen deel aan een longitudinaal onderzoek. Zij worden minstens 30 jaar gevolgd. En internationaal is er veel belangstelling voor het oorspronkelijke Finse Finger-onderzoek, waaraan nu ook Nederland meedoet.
Terecht kan de vraag gesteld worden wat dergelijk langdurig onderzoek oplevert. Natuurlijk zijn er de vele proefschriften en wetenschappelijke publicaties, maar welke inzichten borrelden daaruit naar de oppervlakte? Eigenlijk zijn er dat te veel om op te noemen, en bovendien zit er grote diversiteit in. Zo gaat het om medische gevolgen van het ouder worden, maar evengoed over geestelijke gezondheidszorg, over (on)gezonde leefstijl op leeftijd, over preventie van dementie, over eenzaamheid en maatschappelijke participatie.
Dorly Deeg, lange tijd de wetenschappelijk directeur van het LASA-onderzoek, heeft getracht de resultaten op hoofdlijnen bevattelijk te beschrijven in “Gewonnen jaren”. Daarin heeft ze aandacht voor wat hoge leeftijd doet met ons lichamelijk functioneren, ons cognitief functioneren, ons sociaal functioneren en ons emotioneel functioneren. Essentiële literatuur voor wie zich met vergrijzing en ouderenzorg bezighoudt.
Publicatiedatum: 12-02-2020
Datum laatste wijziging :17-02-2020
Auteur(s): Jan Steyaert,