1975 Het jaar van de vrouw Tweede feministische golf en de opkomst van de vrouwenhulpverlening |
|
De eerste feministische golf, vanaf 1870, voerde een taaie strijd om vrouwen deel te laten nemen aan het maatschappelijke leven. Dat ze, zoals Aletta Jacobs, naar de universiteit konden, of dat ze zoals Helene Mercier nuttig en sociaal werk konden verrichten. Zo legde deze eerste emancipatiebeweging van vrouwen de kiem voor de ontwikkeling van het moderne sociaal werk. In de tweede feministische golf, driekwart eeuw later, stond wederom de onvrede met de maatschappelijke positie van vrouwen centraal, in 1967 treffend verwoord door Joke Kool-Smit in haar artikel 'Het onbehagen van de vrouw'. Dit onbehagen was ook terug te vinden in de ervaringen van vrouwen met de gezondheidszorg. Die zorg bleek niet voor iedereen toegankelijk, maar was voornamelijk gericht op mannen. Verhalen over verkrachting, incest of ander seksueel geweld werden in de ogen van feministen niet serieus genomen. Adviezen waren vaak gebaseerd op traditionele, stereotype ideeën over vrouwelijkheid, met name schoonheid, huwelijk, moederschap en het huisvrouwenbestaan. Het streven ervaringen van vrouwen serieus te nemen sloot aan bij andere emancipatoire bewegingen in de gezondheidszorg van de jaren zeventig, die allen heersende ideeën in de gezondheidszorg aan de kaak stelden. Het grote verschil met de eerste feministische golf was dat nu het persoonlijke politiek werd. Vrouwen werden zich ervan bewust dat er politieke conclusies getrokken konden worden uit hun persoonlijke ervaringen. Zodra een probleem meerdere leden van een groep treft is het niet langer een individueel probleem, maar een zaak van algemeen belang, een politiek relevante kwestie, was hun stelling in die dagen. Die persoonlijke en politieke bewustwording moest in brede kring op gang worden gebracht. Dat gebeurde vanaf 1971 in zogenaamde praatgroepen. Vanaf dat moment schoten vrouweninitiatieven waarbij (zelf)hulp en actie met elkaar werden gecombineerd als paddenstoelen uit de grond: de Vrouwentelefoon (1973), Blijf-van-mijn-lijfhuizen (1974), Vrouwen tegen verkrachting (1975), Feministische Oefengroepen Radicale Therapie (1975), Vrouwen Tegen Seksueel Geweld (1976). In 1975 werd het wereldwijde van de feministische strijd benadrukt toen de VN het Internationale Jaar van de Vrouw uitriep. Gelijkberechtiging van vrouwen, onderdeel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, ondertekend in 1948, werd dat jaar een belangrijk thema. Belangrijk was ook dat na 1975 vrouwenemancipatie regeringsbeleid werd en er geld beschikbaar kwam om nieuwe vormen van vrouwenhulpverlening te financieren. Begin jaren tachtig werden al deze vernieuwende initiatieven gerangschikt onder de verzamelnaam vrouwenhulpverlening, en begonnen ook de gevestigde instellingen gerichte aandacht te geven aan de problemen van vrouwen. In de jaren die daarop volgden specialiseerde de vrouwenhulpverlening zich in verschillende varianten: seksespecifieke hulpverlening (voor mannen en vrouwen), lesbische hulpverlening en specifieke hulp voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Vanaf 2000 wordt daarom ook dikwijls gesproken van ‘diversiteitbewuste hulpverlening’. Het streven blijft hulpverlening toegankelijker en doeltreffender te maken voor marginale groepen en via de hulpverlening ook hun psychische en maatschappelijke weerbaarheid te vergroten. Dit streven is nog steeds actueel. Nog altijd zijn er initiatieven die als doel hebben hulpverlening toegankelijk te maken voor iedereen.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :00-00-0000 |
|