1775 Vilain XIIII en Taintenier bedelarij en armenzorg reorganiseren: 250 jaar na, maar conform met, Juan Luis Vives! |
|
In onze 21ste eeuw zijn er weer bedelaars in het straatbeeld. Voorlopig zorgt onze verzorgingsstaat er (nog) voor dat dit een randfenomeen blijft. Dat was het eeuwen niet. Ook niet na de Middeleeuwen, toen er meer gerichte interventies kwamen. Daarvan zijn die van de stad Ieper en van de humanist Juan Luis Vives (1526) de meest markante. Of zijn de, daarop geënte, ingrepen van zo'n tweehonderdvijftig jaar later toch doorslaggevender geweest? In 1771 zocht de Gentse burgemeester Vilain XIIII een antwoord op de toenemende bedelarij. Het stootte hem, als verlicht denker, tegen de borst dat bedelaars en zwervers werden opgesloten als criminelen, zonder oog voor 'wederopvoeding'. Hij wou hen verplichten om te werken, binnen een nieuw type gevangenis met drie afdelingen: 1) een afgezonderde detentieafdeling voor echte misdadigers, 2) een afdeling waar bedelaars, zwervers, armen aan het werk zouden worden gezet en 3) een afdeling waar ongeschoolde gedetineerden een beroep konden leren. De aanpak, een combinatie van straf en vorming, zou de gevangenisinstelling tot tegelijk een fabriek en een verbeteringshuis maken. Het concept ontleende hij aan de rasphuizen in Holland, maar vooral aan de 'hôpitaux généraux' in Parijs en andere Franse steden als Dowaai (Douai) en Rijsel (Lille). Een aanpak die later door Foucault als 'de Grote Opsluiting' werd bestempeld. Maar terwijl in Gent deze nieuwe gevangenis wordt gebouwd, stuurt François-Joseph Taintenier (elders ook Jean-François genoemd?!), schepen van Ath (Aat in Henegouwen), een voor Vilain XIIII zeer kritische, nieuwe benadering de wereld in. In zijn anoniem gepubliceerde Traité sur la Mendicité van 1774 verwerpt hij het opsluiten. Hij verdedigt een hulpverleningsaanpak waarbij valide werklozen een uitkering krijgen, een soort levensminimum, gekoppeld aan hun specifieke situatie. Ze moeten aangezet worden om niet meer van dag op dag te leven, maar juist te zoeken naar blijvend werk. Om dit te financieren moeten alle bestaande ondersteuningssystemen samensmelten, armentafels, allerhande stichtingen en liefdadigheidsinstellingen, tot een aumône générale (gemene beurs). Zakenlui moeten meedoen want als meer mensen worden aangezet om te werken, zal de prijs van de arbeid dalen! Zijn inspiratie haalt hij in het Zwitserse kanton Vaud, daar uitgewerkt in Yverdon (1760). Zelf zet hij in Ath zo'n systeem op. Vilain XIIII herschrijft hierop zijn eerdere publicatie als Mémoire sur les moyens de corriger les malfaiteurs et fainéants à leur propre avantage et de les rendre utile à l'état (1775). Nu met een nog groter accent op heropvoeding. Zowel de constructie van de gevangenis als de aanpak gooiden grote ogen in heel Europa, zij het dat het succes van korte duur was. In de Franse tijd (1815) werd de gevangenis de plaats waar Lieven Bauwens de eerste aanzetten gaf voor de uitbuitende industriële textielproductie in Gent! Het is Taintenier die de maatstaf voor de stedelijke armoedebestrijding wordt. In het laatste hoofdstuk van zijn Mémoire suggereert Vilain XIIII een aanpak op basis van de Gentse stadswijken. (Een aanpak die trouwens in heel Europa zowat een eeuw later furore zal maken op grond van het legendarische model van Elberfeld). Met hulp van buurtdekens moest het inkomen, leeftijd, gezondheidstoestand, kindertal en kwaliteit van wonen worden gescreend om zo de aard van de bedeling vast te stellen. Een soortgelijk model was - mét Taintenier - al in Kortrijk opgezet (1774). Ook in Brugge kwam hij zijn aanpak zelf toelichten. Op 10 juni 1776 ondertekenden daar de vertegenwoordigers van de zeven parochiale dissen een Resolutie nopende de bedelrye. Gent (1777), Doornik (1777), Antwerpen (1779), Verviers (1782) en Lier (1787) volgden. Deze tekst werd geschreven door Wim Verzelen Datum van eerste publicatie: 08-2011 Datum van laatste wijziging: 05-2013 |
|