2001Mensenrechten als leidmotief voor sociaal werk
Is sociaal werk een mensenrechtenberoep? Over die claim is de laatste jaren heel wat inkt gevloeid. Zeker is dat mensenrechten, en met name de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), een belangrijk inspirerend waardenkader vormen voor zowel opleiding als beroep. Sociaal werk ziet in mensenrechten een middel om haar missie te verwezenlijken. De internationale definitie vermeldt sinds 2001 ook expliciet mensenrechten als een fundament van het beroep.
Menswaardigheid en sociale rechtvaardigheid hebben bovendien sociaal werkers altijd al in hun doen en laten geïnspireerd. Toch was van een algemeen rechtendiscours gedurende het grootste gedeelte van de geschiedenis geen sprake. Armenzorg was een gunst voor de goede arme, geen algemeen recht. Het 18de eeuwse verlichte gedachtegoed bracht daarin geleidelijk verandering. De eerste sociale wetten worden gestemd aan het einde van de 19de eeuw, maar pas tijdens de 20ste eeuw komt de democratische rechtsstaat tot volle wasdom.
De aandacht voor een mensenrechtenbenadering komt er vooral na de tweede wereldoorlog. De UVRM (1948) vormt een ijkpunt. Haar fundamentele juridische en morele standaarden schragen de grondhouding van de moderne sociaal werker. De Verklaring vormde de basis voor latere verdragen en conventies zoals het kinderrechtenverdrag.
Mensenrechten dekken traditioneel burgerlijke en politieke rechten, inspraak en medezeggenschap. Een breder begrip van mensenrechten sluit ook sociale, economische en culturele grondrechten in. De Wet op het OCMW van 1976 legt het recht op maatschappelijke dienstverlening vast en wordt beschouwd als een mijlpaal in de realisatie van sociale grondrechten. Die worden uiteindelijk in 1994 verankerd in het artikel 23 van de Belgische Grondwet. Sociale grondrechten zoals billijke arbeidsvoorwaarden, sociale bijstand en culturele ontplooiing zijn van vitaal belang voor menswaardig leven en een horizon voor het sociaal werk.
Een te vermelden actor is de in 1901 opgerichte Liga voor Mensenrechten die jaarlijks de Prijs voor Mensenrechten uitreikt. Wat opvalt is dat, in tegenstelling tot Wallonië en Franstalig Brussel, de Liga en de dragers van het debat over sociaal werk en mensenrechten echter weinig met elkaar samenwerken.
Doorheen de geschiedenis was vechten voor rechten steeds de weg vooruit voor sociaal werk. Mensenrechten werden steeds verder uitgebreid en kwamen in het vizier van meer en meer mensen. Eerst ging het om de emancipatiestrijd van boeren en arbeiders, later om Vlamingen en vrouwen. Vandaag eisen andere groepen zoals mensen zonder papieren en LGBT+ hun rechten op.
De focus op mensenrechten in het sociaal werk is meer uitgesproken op momenten dat ze verworven moeten worden of onder druk staan. In de actieve welvaartsstaat worden rechten aan voorwaarden gekoppeld. Voor-wat-hoort-wat is sinds het gelijknamige boek van voormalig Antwerps burgemeester Patrick Janssens (2011) het devies. Zo wordt het recht op werk of wonen vaak afhankelijk gemaakt van het volgen van een opleiding of van lessen Nederlands. Dit wordt in het werkveld kritisch onthaald. Want niet elke cliënt is daarvoor in de gelegenheid of heeft de capaciteiten. Bovendien spelen structurele discriminatie op de arbeidsmarkt en krapte in de huisvestingssector. Ook vermaatschappelijking en vermarkting hollen mensenrechten uit. Want wie onvoldoende netwerk of financiële slagkracht heeft, kan zijn rechten niet opnemen.
Moeten sociaal werkers mensen vooral aan hun rechten helpen, dan wel gewoon gerichte hulp of zorg bieden? De smeulende discussie laait op in 2015. Onderzoekers publiceren een artikel dat onder de aandacht brengt hoe het realiseren van mensenrechten in het actuele maatschappelijk klimaat onder druk staat. Mensenrechten worden meteen het leidmotief voor de Vlaamse Sociaalwerkconferentie in 2018. Ze vormen er de basis voor de krachtlijnen van Sterk Sociaal Werk.
De globale corona-crisis die in maart 2020 wereldwijd uitbreekt, toont aan hoe broos het vangnet van mensenrechten is en hoe ze niet als verworven beschouwd kunnen worden. De noodzakelijke, maar vaak ingrijpende maatregelen die overheden nemen om de pandemie in te dijken, perken fundamentele rechten in. Dat vandaag voor een heel aantal groepen in de samenleving mensenrechten een precair gegeven zijn, is een vaststelling die noopt tot reflectie. De geschiedenis van mensenrechten leert ons dat mensenrechten nooit verworven zijn. Ze blijven het kompas om sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid na te streven.