1964 Werken aan de samenleving
Unieke documentairefilm over maatschappelijk opbouwwerk
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Op 9 december 1964 ging in het Haagse Metropole-theater de documentairefilm „Werken aan de samenleving” in première. De film werd in opdracht van het Ministerie van Maatschappelijk Werk gemaakt door de toentertijd bekende cineast Theo van Haren Noman (1917-2021).
De film past naadloos in het beleid dat sinds het midden van de jaren vijftig door het Ministerie van Maatschappelijk Werk wordt gepropageerd. Daar heeft de overtuiging post gevat dat in de veranderende samenleving meer nodig is dan maatschappelijk werk dat zich op indviduele (probleem)gezinnen richt. Dat is onvoldoende. Niet alleen individuele mensen of aparte gezinnen hebben begeleiding nodig, de samenleving als zodanig heeft een soort maatschappelijke werk nodig: het zogenaamde ‘maatschappelijk opbouwwerk’, ook wel ‘samenlevingsopbouw’ of ‘gemeenschapsorganisatie’ genoemd.

Gradus Hendriks
De centrale man in deze beleidsontwikkeling is Gradus Hendriks, hoofd van de afdeling maatschappelijke ontwikkeling op het Ministerie van Maatschappelijk Werk. Hij zou tot ver na zijn pensioen in 1981 een warm pleitbezorger blijven van het opbouwwerk. In 1989 wordt de stichting die de eerste hoogleraar opbouwwerk aanstelde naar hem genoemd.
Gradus Hendriks heeft voor deze opvattingen inspiratie gevonden in Amerika, waar hij in het kader van de Marshall-hulp samen met anderen meerdere studiereizen naar maakt. In de VS maakt hij kennis met succesvolle praktijken van community organization en social planning. Door zijn inspanningen wordt het boek Community organization van de Canadees Murray Ross in 1957 in het Nederlands vertaald. Het is gebaseerd op Amerikaanse ervaringen, maar met als titel Gemeenschapsvorming geldt het als eerste Nederlands talige opbouwwerkhandboek. Jo Boer, directrice van Opbouw Drenthe, geeft daar in 1960 als eerste een echte Nederlandse draai aan. Gradus Hendriks is de aanjager van deze ontwikkeling.

Veranderende samenleving
Maatschappelijk opbouwwerk is, volgens Hendriks en geestverwanten, nodig omdat de samenleving na de oorlog als gevolg van industrialisering, welvaartsgroei en een gestage woningbouwproductie in snel tempo aan het veranderen is. De oude verzuilde organisatievormen, in parochies, via kerkelijke gezindten of geloofsgebonden verenigingen, volstaan in hun ogen niet langer om deze veranderingen op te vangen. Mensen moeten los daarvan in nieuwe verbanden weer bij elkaar en tot elkaar zien te komen en precies daarvoor moet het maatschappelijk opbouwwerk gaan zorgen.
Nieuwe omstandigheden vragen daar volgens Hendriks c.c. om en zij vinden daarbij in minister Marga Klompé een cruciale politieke medestander. Tussen 1950 en 1962 worden er in Nederland 1 miljoen woningen opgeleverd en de tien jaar daarna nog eens 1 miljoen. Dat is een tempo dat niet eerder is vertoond. Overal in het land verschijnen gloednieuwe buitenwijken. Anders dan voor de Tweede Wereldoorlog wordt de toewijzing van die woningen niet langer gedaan door woningbouwverenigingen, die uit eigen (geloofs)kring nieuwe bewoners rekruteren. Na de oorlog neemt de overheid, zijnde de gemeente, de woningtoewijzing over. Dat heeft als gevolg dat in de nieuwe woonwijken iedereen door elkaar komt te wonen. Of zoals het in de film wordt gezegd: een PvdA-stemmer, een VVD’er, een KVP’er, mensen van gereformeerde huizen en een buitenkerkelijke, ze worden allemaal elkaars buren. Zonder dat daar de sociale mechanismen van de zuilen nog greep op hebben. Voor samenwerking en gemeenschapsvorming moe ter dus iets nieuws komen: maatschappelijk opbouwwerk.

De film van Theo van Haren Noman moet die boodschap over het land verspreiden. De documentaire is ook niet gemaakt voor vertoning in bioskopen, maar moet vooral gebruikt worden ter ondersteuning van lezingen over maatschappelijk opbouwwerk, als voorlichting voor geïnteresseerde niet-vakmensen, wethouders, gemeenteambtenaren of bestuursleden van vrijwilligersorganisaties. De film moet vooral duidelijk maken dat ze om de veranderingen de baas te worden verder moeten kijken dan de neus van je eigen gezindte of geloof lang is.

Leefbaar maken
De commentaarstem in de film zegt het zo: ‘In de zeer mobiele maatschappij van tegenwoordig hangen de mensen in een stadswijk of een industrialiserend dorp vaak als los zand aan elkaar. Het „maatschappelijk opbouwwerk” probeert daaraan wat te doen; het wil zo’n stukje samenleving meer „leefbaar” maken.’
In snel tempo voert de film de kijker mee door het veranderende Nederland. We passeren het buurthuis van Emmermeer, de nieuwkomerswijk van het expansieve Emmen; leeglopende dorpjes in Noord Groningen, waar de inwoners zich beraden op de toekomst van hun dorp; een Drents dorpje dat onder aanvoering van een dynamische metselaar zorgt voor een gemeenschapsgebouw en een drumband compleet met lieftallige „majorettes”; jeugd vermaak in het pijlsnel groeiende Delfzijl; de problemen van de buitenlandse arbeiders in ons land, — en nog veel meer. Het is een fascinerend geregisseerd beeld van Nederland anno 1964, waarin kleinschaligheid overrompeld wordt door grootschaligheid. Het laat zien dat er nieuwe verbanden nodig zijn tussen het oude dorpse leven (dat verdwijnt) en het nieuwe anonieme stedelijke leven (dat zich opdringt).

Burgers betrekken bij samenlevingsproblemen
Het geschetste beeld maakt ook indruk bij het publiek dat bij de première aanwezig is. De verslaggever van het Algemeen Dagblad getuigt daarvan een dag later in de krant: ‘De film is levendig gemaakt, met goede cameravondsten en een bekwame montage. Humoristische beelden, flitsen van allerlei mensen, authentieke citaten schetsen raak de problematiek die niet in den brede kon worden behandeld. Van Haren Noman werkte zonder acteurs; er komen alleen gewone mensen voor de camera, met als enige uitzondering de journalist Gerton van Wageningen, die optreedt als een soort gids-commentator en dat lang niet slecht doet. Dat de film aldus zijn voorlichtend karakter niet onder stoelen of banken steekt, is volkomen juist: hij is immers bedoeld ter informatie van belangstellenden. Intussen heeft het werk niet de pretentie oplossingen voor te schotelen: het wil de gewone burgers, die betrokken zijn in samenlevingsproblemen, zelf daarover aan het denken zetten, en voor dat doel is de documentaire zeker geslaagd.’

Desondanks is de documentairefilm geen lang leven beschoren geweest. Hij is een paar jaar getoond door medewerkers van de Provinciale Opbouworganen die in de verspreiding van het maatschappelijk opbouwwerk een centrale rol toebedeeld hadden gekregen. Ook ambtenaren van de afdeling van Gradus Hendriks zijn met de filmrollen op reis geweest. Maar al snel laten ze de rollen op de plank liggen. De film die de bevolking wil helpen om de verandering te weerstaan, blijkt al heel snel zelf niet meer in het veranderende tijdsbeeld te passen. Aan het einde van de jaren zestig stellen opbouwwerkers zich steeds minder op als neutrale gemeenschapsfunctionarissen en kiezen ze steeds nadrukkelijker een rol als actieve belangenbehartiger en emancipatiebevorderaars van specifieke doelgroepen. Van Haren Nomans documentaire past in het geheel niet in deze ontwikkeling en raakt daardoor in onbruik. De documentaire film is sinds het einde van de jaren zestig in Nederland niet meer vertoond.

Actuele boodschap
Van Haren Nomans documentairefilm biedt een fascinerend inkijkje in de wereld van 1964 in de vaste overtuiging dat voor de overheid een belangrijke taak is weggelegd om mensen – los van afkomst en gezindten - tot elkaar te brengen en dat daarvoor een sociale infrastructuur noodzakelijk is. Dat is ook nu bepaald geen vreemde gedachte en gaandeweg ga je je als kijker ook afvragen of de film eigenlijk wel zo ouderwets is als de zwart-wit beelden doen vermoeden. Natuurlijk, het beter-weten-toontje waar het beleid zich in 1964 mee presenteerde is er inmiddels wel af, maar op de keeper beschouwd zijn de vraagstukken vergelijkbaar. We gebruiken hooguit andere termen. We hebben het over de sociale basis, over de kracht van gemeenschappen, over organiseren van-onderop, over burgerinitiatieven, over zelforganisatie. Maar welbeschouwd is dat precies waar ‘Werken aan de samenleving’ in 1964 over ging.

Ergens in de afgelopen zestig jaar is er klaarblijkelijk een verkeerde afslag genomen. Misschien al direct in de jaren zestig, of tijdens de no-nonsense aanpak in de jaren tachtig, dan wel ten tijden van de marktwerking en decentralisaties in de jaren negentig en later? Ergens in die geschiedenis van zestig jaar zijn we op een dwaalspoor beland. Zou er een hedendaagse cineast te vinden zijn die hier zijn vingers aan zou willen branden?

In het kader ’Honderd jaar opbouwwerk 1925-2025’ ging de documentaire na meer dan een halve eeuw vergetelheid op 28 januari 2025 op het Movisie-plein in herpremière.


Publicatiedatum: 28-01-2025
Datum laatste wijziging :28-01-2025
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Extra
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste