1924 Het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (1924-1959)
De voorloper van Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk, NIVON.
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Toen sinds eind 19e eeuw de progressief-liberale volksverheffers een hele reeks voornamelijk educatieve initiatieven hadden genomen om de ’Sociale Questie’ aan te pakken, samen te vatten onder het begrip ’volksontwikkeling’, kwam de opkomende sociaaldemocratische arbeidersbeweging voor de vraag te staan: wat moeten wij daarmee? Accepteren of verwerpen?

De Nederlandse sociaaldemocraten gingen te raden bij de Duitse SPD, die op de partijdag van 1906 een marxistisch antwoord op die vraag had gegeven: accepteren wanneer die volksontwikkelingsactiviteiten goed bedoeld zijn en niet gericht zijn ’op het vertroebelen van het klassebewustzijn van de arbeiders’. Maar vooral ook zelf zorgen ’voor de alzijdige verdere vorming van de leden en wel in de eerste plaats voor hun theoretische scholing in de beginselen van het wetenschappelijk socialisme’. In deze geest werkte vanaf die tijd de Amsterdamse Centrale Commissies voor Arbeidersontwikkeling van SDAP en NVV, die een voorbeeld werd voor soortgelijke commissies in andere steden.

Maar van veel kanten werd er bij partij en vakbeweging aangedrongen op een landelijk Instituut voor Arbeidersontwikkeling. In 1924 was het zover. In een omvangrijk rapport werd de ’socialistische arbeidersontwikkeling’ weer geplaatst tegenover de ’burgerlijke volksontwikkeling’: ’Terwijl de laatste over het algemeen individuele behoeften en persoonlijke belangen dient, streeft eerstgenoemde het wekken van sociale krachten na op grond van veranderde levenshouding, tot een nieuwe sociale cultuur’. Zonder de marxistische vormingstheorie helemaal los te laten, werden toch andere accenten gelegd in de geest van het cultuursocialisme (Koos Vorrink), dat meer de nadruk legde op socialistische gezindheid dan op klassenstrijd.

Tot het Instituut zich zelf in 1940 ophief, heeft het enorm veel werk verzet op allerlei gebieden. Begin 1932 startte het Instituut bijvoorbeeld met de succesvolle Arbeidersavondscholen; eind december waren er al 131 met in totaal 3.413 leerlingen. Een eerste taak was om de massa aanhangers te binden aan de beweging en het versterken van ’het socialistisch gevoel’. Jef Last reed met zijn befaamde ’rode auto’ de afdelingen af om overal films te vertonen, bij voorkeur films met een sociale strekking, waaronder veel Russische zoals de toen heel populaire Russische film Pantserkruiser Potemkin (uit 1925). Daarnaast organiseerde het IvAO grote feesten, zoals Pinkster- en zomerfeesten en ’s zondags zogeheten ’zondagochtendbijeenkomsten’, door kritische SDAP-ers spottend ’een atavisme’ genoemd. Het Instituut had ook een eigen beroepstoneel, dat sociale toneelstukken speelde, speciaal die van Herman Heijermans.

Vervolgens diende het IvAO het kader van de beweging te scholen, zowel in de beginselen van de sociaaldemocratie als in de praktische actiepunten van partij en vakbeweging. Dit gebeurde via weekendcursussen voor kaderleden van de partij, de vakbonden, het Instituut zelf, de AJC en de Vrouwenclubs. Elk weekend namen tussen de tachtig en tweehonderd kaderleden deel aan deze bijeenkomsten. De eerste jaren behandelden voormannen uit de beweging algemene onderwerpen, zoals ’Karl Marx en de arbeidersklasse’ en ’De economische en politieke toestand in Europa’. Vanaf 1928 ging het vooral over concrete programmapunten van SDAP en NVV, zoals werklozenzorg en werkverruiming, staatspensionering en invaliditeitsuitkering.

In het IvAO deed zich een toenemend proces van depolitisering voor, vooral in de jaren dertig. Het ging er voortaan om, zoals de laatste voorzitter van het IvAO vóór 1940 het formuleerde, ’de mensen te helpen meer van hun leven te maken’. Dit proces werd versterkt door het nieuwe terrein dat het IvAO er in 1929 bij kreeg en dat niet meer uitging van de conceptie van socialistische arbeidersontwikkeling. In dat jaar sloot de Arbeiders Reisvereniging zich bij het Instituut aan, wat meteen 2000 nieuwe leden opleverde. Het natuurvriendenwerk zou vanaf die tijd altijd een grote trekker voor het Instituut blijven. Er kwam een professioneel Arbeidersreisbureau en praktisch elke afdeling kreeg een aparte groep ’natuurvrienden’. Het belangrijkst waren de Natuurvriendenhuizen en kampterreinen, die nog steeds bestaan. Bij de fusie met de Arbeiders Reisvereniging was er één, in 1937 waren er elf. De bedoeling was voor arbeiders vakantie mogelijk te maken in een natuurlijke, gezonde eigen omgeving en zo hun gezondheid en werkkracht te vergroten.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het Instituut heropgericht, maar nu los van partij en vakbonden, al bleven de meeste leden uit die organisaties afkomstig. Aan de ene kant bleven de vroegere sociaal-democratische sentimenten wel lang doorwerken, aan de andere kant zette de tendens tot depolitisering van het Instituut die al in de jaren dertig goed waarneembaar was, toch krachtig door. Het IvAO evolueerde van socialistische arbeidersontwikkeling tot volksontwikkeling op sociaal-democratische grondslag, een ontwikkeling die in 1959 ook in een nieuwe naam tot uitdrukking kwam: Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk, NIVON.

Publicatiedatum: 31-03-2021
Datum laatste wijziging :01-04-2021
Auteur(s): Henk Michielse,
Verwante vensters
Verder studeren
Links
Video

YouTube, 28 augustus 2014 | NIVON 90 Jaar Rondje Nederland locatie 1 Bergen aan Zee NIVONhuis Het Zeehuis.

You Tube, |3 juli 20019 | Nivon Natuurvrienden biedt allerlei opties voor duurzame en sociale vrijetijdsbesteding. Groen op reis? Dat kan bij Nivon. Harm Edens en Marieke Sieslieng praten over overnachten bij Nivon en wat dat zo bijzonder maakt.

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste