2004Maatschappelijk werkster met een kroon Bij het overlijden van Juliana
EXTRA CANON BEROEPSVERENIGINGEN SOCIAAL WERK
Toen prinses Juliana in maart 2004 overleed en ze alom werd afgeschilderd als ’maatschappelijk werkster’ kon Nel Jagt, auteur van de laatste versie van het beroepsprofiel, haar ergernis niet langer onderdrukken. In Maatwerk trok zij vel van leer tegen de gemakzucht waarmee mensen zichzelf of anderen het predicaat ’maatschappelijk werker’ toedelen.
Een land vol maatschappelijk werkers
In maart overleed prinses - inmiddels weer koningin - Juliana. De media besteedden uitgebreid aandacht aan haar
leven. Ook kwamen er verschillende boeken over haar uit, onder meer Juliana: Maatschappelijk werkster met een
kroon van Bert van Nieuwenhuizen. Iedereen weet dat Juliana geen professioneel maatschappelijk werker was, waarom wordt ze dan zo genoemd? Om haar sociale bewogenheid natuurlijk! Toch verwacht ik niet zo gauw een boek met de titel Juliana: Arts met een kroon of Juliana: Predikant met een kroon, hoewel zij zich waarschijnlijk interesseerde voor medische en zeker voor kerkelijke kwesties. Arts of pastor is iemand zó maar niet; maatschappelijk werker ben je wanneer je hart op de goede plaats zit. Vaak roepen mensen dat ze - ten minste een halve - ‘maatschappelijk werker’ zijn: kapper en schoonheidsspecialist, fysiotherapeut en politieagent, prostituee, … vul maar in. Wellicht was Juliana niet alleen een gekroonde maatschappelijk werker, maar ook koningin van een volk van maatschappelijk werkers.
Al ruim een halve eeuw geleden protesteerde Justina Bakker het tegen het feit dat iedereen maar meent maatschappelijk werker te kunnen zijn. Bakker was vanaf 1930 directeur van het Centraal Instituut voor Christelijk Sociale Arbeid, dat in 1926 in Amsterdam werd opgericht. Bij het 25-jarig bestaan van het CICSA kwam een gedenkboek uit: Helpen als ambacht: Studies over maatschappelijk werk (1951). Marie Kamphuis, een van de grondleggers van het beroep, beet de spits af met een hoofdstuk over de voorgeschiedenis ervan. Hekkensluiter was Bakker met een hoofdstuk over opleidingsproblemen. Ze vindt het problematisch dat het beroep nog zo ‘aangevochten en onduidelijk is’. ‘Het is, om een beeld van Jan Luyken te gebruiken: “Gelijk een grensstad zonder wallen.” leder die het ‘zint’ kan deze stad maar binnenlopen: de warmvoelende vrouw die huisbezoek doet voor de predikant, de ambtenaar van een dienst met min of meer sociale strekking. In een tijd waarin deze stad plotseling begeerd terrein wordt, kan ieder zijn tenten erin opslaan en zeggen: “Deze stad is van mij.”(…) de onderwijzer, (…) de evangelist’ Dat vindt Bakker ten onrechte, want: ‘Natuurlijk, zij hebben allen wel enkele raakvlakken
ermede, maar zijn daarom nog niet zelf tot maatschappelijk werker geworden.’ Bakker noemt de koningin in dit verband overigens niet.
Enkele jaren geleden kwam de koningin-als-maatschappelijk werkster al wel ter sprake in de kolommen van het
weekblad HP/DE TIJD (11-9-98). In een ingezonden brief werd daar heftig op gereageerd door een briefschrijfster die kennelijk beslist geen onduidelijkheden over het beroep wil laten bestaan: ‘In HP/DE TIJD (…) citeert Arno Kantelberg de socioloog Cas Wouters: “De symboolfunctie van Juliana was: de Koningin als maatschappelijk werkster. Ze deelde soep uit.” Dit nu ís volslagen onzin. Juliana was vanuit haar studietijd bevriend
met Martina Tjeenk Willink, secretaris-generaal van de Nationale Raad voor Maatschappelijk Werk. En ze had
contact met leidende en uitvoerende maatschappelijk werksters. Ze deelde geen soep uit. Maatschappelijk
werksters delen geen soep uit, ze proberen mensen te helpen bij het oplossen van hun psychosociale problemen.
Een socioloog zou beter moeten weten.’ Was getekend: Marie Kamphuis.
Nel Jagt
Publicatiedatum: 02-11-2022
Datum laatste wijziging :04-11-2022