1970Popfestival in het Kralingse Bos Gebruik van psychoactieve stoffen
In 1970 vond in Rotterdam in navolging van Woodstock in het Kralingse Bos het vermaarde popfestival plaats. Bijzonder aan dit festival was dat het duidelijk maakte dat jongeren in staat waren hun eigen cultuur te creëren: een andere beleving van seksualiteit en de verwerkelijking van nieuwe omgangsvormen. Verder lieten de bezoekers zien hoe zij dachten over en vooral hoe zij gebruikmaakten van drugs. In de jaren die aan het festival voorafgingen waren verschillende experimenten geweest met vrijer gebruik van drugs. Daaronder was ook een meer in de openbaarheid tredende verkoop daarvan. In de popcultuur werd ruimschoots en openhartig gesproken over de experimenten met drugs, en de positieve ‘bewustzijnsverruimende’ ervaringen die daarmee opgedaan werden.
De overheid slaagde er voordien keer op keer in repressief in te grijpen. Kralingen vormde daarin een ommekeer. Politieagenten in burger keken met verbazing naar het massale gebruik van cannabis, LSD, amfetamine en zelfs opium. En ze zagen hoe steeds minder behoedzaam in drugs werd gehandeld. Ze grepen echter niet in. Ze lieten gaandeweg toe dat drugs in kraampjes werden uitgevent, en zagen dat de handelaren in alle rust hun klanten voorlichtten over de juiste gebruikswijzen. De Rotterdamse GG en GD was actief voor eventuele crisisinterventie en gaf voorlichting over het gevaarlijke middel STP (een wekamine) dat op het terrein was aangetroffen. De jeugdcultuur en de legendarische tolerantie van Nederland in deze tijd creëerden een enorme belangstelling voor experimenten met drugs. Het accent lag hierbij op cannabis, maar daar bleef het niet bij.
Het gebruik van psychoactieve stoffen, naast alcoholhoudende dranken en tabak, vindt al eeuwenlang plaats, ook in Nederland. Het werd pas problematisch vanaf de negentiende eeuw, vooral door de komst en toepassing van technieken waarmee snel een hogere concentratie van de werkzame stof in het brein kon worden bereikt (roken, injecteren). Het ging vooral over opiaten (nieuw waren: morfine en heroïne) en cocaïne. In Nederland was dit overigens nauwelijks een probleem. Dat toch in 1919 de Opiumwet werd aangenomen gebeurde niet om een binnenlands probleem met betrekking tot het gebruik van drugs op te lossen. Het was de consequentie van het in 1912 in Den Haag gesloten internationaal verdrag over de productie en verkoop van verdovende middelen dat de overheid dwong tot wetgeving.
Pas na de Tweede Wereldoorlog komen er naast alcohol ook andere middelen op de markt: in de jaren zestig cannabisproducten als hasjiesj en marihuana en in de jaren zeventig heroïne, amfetamine en LSD. In de tweede helft van de jaren tachtig van de twintigste eeuw ontstond een nieuw fenomeen: de komst van synthetische drugs die in de jaren negentig vooral in het uitgaanscircuit heel populair werden. Het ging vooral over ecstasy (xtc), dat overigens al in 1914 werd geoctrooieerd en bekend is vanwege de amfetamine-achtige en entactogene eigenschappen. Het laatste betekent dat mensen zich onder invloed heel ontspannen voelen en zich meer verbonden voelen met zichzelf en met anderen. De komst van ecstasy markeerde de overgang van druggebruik van opstandig en normdoorbrekend gedrag naar iets wat hoort bij een bepaalde leefstijl. Inmiddels zijn er veel meer natuurlijke en synthetische stoffen op de markt gekomen die worden gebruikt als drug. Hiernaast wordt er gebruikgemaakt van geneesmiddelen vanwege hun psychoactieve werking. Het belangrijkste voorbeeld is wel de stof GHB (gamma-hydroxyboterzuur). Dit is een product dat mensen ook thuis kunnen maken. Omdat het moeilijk te doseren is en heel verslavend kan zijn, wordt het thans als zeer riskant aangemerkt.
De overheid heeft haar reactie op het gebruik van deze stoffen continu herzien. Heel belangrijk was de wijziging van de Opiumwet in 1976, maar vele wijzigingen hebben nadien plaatsgevonden. De wet maakte voortaan een onderscheid in twee lijsten (Lijst I: drugs met onaanvaardbaar risico; Lijst II: drugs met een minder zwaar risico, in het bijzonder cannabis). Deze wetswijziging beoogde de decriminalisering van het bezit van cannabis. Het bezit van 30 gram vormde de grens tussen overtreding en misdrijf. Het belang van de scheiding van markten, die door deze lijsten werd beoogd, was heel groot. De aandacht van de overheid kon worden gericht op de veel gevaarlijker geachte handel in heroïne. Het vormde het begin van het nog steeds vigerende gedoogbeleid in Nederland. Het heeft het mogelijk gemaakt dat huisdealers en later de coffeeshops een semilegale status kregen.
De eerste verkooppunten die kunnen worden aangemerkt als een coffeeshop, waren Sarasani in Utrecht (1968-2007) en Mellow Yellow in Amsterdam (sinds 1972). Elders waren in jongerencentra huisdealers actief. Op dit moment zijn er nog zo’n zeshonderd coffeeshops die bij elkaar naar schatting jaarlijks 1 miljard euro omzetten.
De verkoop van de illegale middelen, zoals heroïne, cocaïne (of de veel gevaarlijker gekristalliseerde en rookbare variant crack), amfetamine en uiteraard xtc, vindt plaats via allerlei lokale dealers, die overigens voor de gebruikers makkelijk te vinden zijn.
Omdat de dealers vaak zelf niet eens goed weten waar de middelen die zij verkopen vandaan komen, of wie ze gemaakt heeft, kleven er altijd risico’s aan. Om deze reden zijn er hier en daar voorzieningen getroffen waar gebruikers hun middelen kunnen laten testen op de aanwezigheid van extra risico’s. Verder is er een monitoringsysteem opgezet waardoor gebruikers zo nodig landelijk extra alert kunnen worden gemaakt wanneer er zeer riskante middelen op de markt zijn verschenen.
In Nederland maar zeker ook daarbuiten wordt al jarenlang gediscussieerd over de legalisering van drugs. De internationale verdragen zouden zo’n liberalisering verhinderen, maar met name in de Latijns-Amerikaanse landen groeit de bereidheid tot zulke wetswijzigingen. De schade door de drugsproductie en handel is zo immens, en de drugskartels zijn inmiddels zo machtig en gewelddadig, dat het daar, zoals in Mexico, niet meer is vol te houden om tot in lengte van dagen een ‘War on drugs’ te voeren.
Publicatiedatum: 25-05-2016
Datum laatste wijziging :22-05-2018
Auteur(s): Jaap van der Stel,