Verwante vensters |
|
1974 Blijf van m’n lijf Opvang voor en door vrouwen |
|
‘Iedere vrouw die was mishandeld door man of vriend was er welkom, er waren geen contra-indicaties en ook geen opnamestop. Het huis zat vaak tot aan de nok toe vol. De vrouwen draaiden… volwaardig mee in de organisatie van het huis. Ze namen de telefoon aan en deden de eerste selectie en opvang van nieuwe bewoonsters.’ (Anneke van Baalen, radicaalfeministe van het eerste uur, over de begintijd van Blijf-van-m’n-lijf)In Amsterdam konden vanaf 1974 voor het eerst vrouwen terecht in een Blijf van m’n Lijf-huis – een veilig huis op een geheim adres, waar vrouwen konden ‘onderduiken’. Aanvankelijk wilde de actiegroep alles behalve een opvanghuis. Zo’n huis zou immers te veel lijken op een ouderwetse FIOM-instelling, waar vrouwen in de ogen van de activistes vooral klein gehouden werden en in hun ondergeschikte rol werden bevestigd. Zulke traditionele instellingen maakten vrouwen opnieuw afhankelijk, nu niet van hun partner, maar van de hulpverlening. Met deze visie distantieerden radicale feministen zich nadrukkelijk van de bestaande hulpverlening. Het idee dat vrouwen niet afhankelijk moesten worden van begeleiders, maar zo zelfstandig mogelijk moesten functioneren, werd het ‘zelfhulpprincipe’ genoemd. Het was opvang voor en door vrouwen. Dat principe vond grote weerklank. Binnen tien jaar tijd kreeg het initiatief in Amsterdam navolging in twintig steden. Zwolle volgde als tweede, Hilversum als laatste. In die eerste tien jaar werden 12.000 vrouwen en 24.000 kinderen opgevangen. De Blijf van m’n Lijf-huizen deden meer dan alleen het opvangen van vrouwen en hun kinderen. Ze vroegen ook publieke aandacht voor het fenomeen geweld in de privésfeer, dat in hun ogen een enorm onderschat probleem vormde. De oorzaak van die miskenning zochten zij in de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Het lukte uiteindelijk maar mondjesmaat om vrouwenmishandeling en huiselijk geweld echt op de maatschappelijke agenda te plaatsen. Omdat het zich vooral voltrok in de privésfeer, met alle moeilijkheden met betrekking tot de bewijsvoering van dien, bleven de autoriteiten lange tijd zeer terughoudend. Het heeft tot het begin van de eenentwintigste eeuw geduurd voordat vrouwenmishandeling – inmiddels vooral aangeduid als ‘huiselijk geweld’ – eindelijk de nodige maatschappelijke en politieke aandacht kreeg. In 2002 ging het programma ‘Privé geweld – publieke zaak’ van start, waarbij zes ministeries en een groot aantal landelijke organisaties de handen ineensloegen om een professionele infrastructuur in het leven te roepen die een snellere en effectievere aanpak mogelijk moest maken. Hulpverlening, politie en justitie gingen daarbij nauw samenwerken. Sinds het ontstaan van de Blijf van m’n Lijf-huizen heeft de visie op huiselijk geweld een ontwikkeling doorgemaakt. Het geweld wordt tegenwoordig meer gezien als een proces waarin alle betrokkenen op een vaak ingewikkelde wijze een aandeel hebben en waarin niet louter sprake is van daders (mannen) en slachtoffers (vrouwen en kinderen). Naast aandacht voor weerbaarheid van de slachtoffers is er daardoor meer nadruk komen te liggen op wat wordt aangeduid als ‘systeemgerichte benaderingen’, waarbij alle betrokkenen bij het geweld participeren. De positie van de slachtoffers is verbeterd. Was het in het verleden zo dat zij (vrijwel altijd vrouwen) het huis moesten ontvluchten, door het in werking treden van de Wet tijdelijk huisverbod in 2009 moet de pleger het huis verlaten. Deze ‘omkering’ maakt het mogelijk de hulpverlening op een andere, meer ambulante leest te schoeien. De Blijf van m’n Lijf-huizen bestaan niet meer in de radicale vorm waarin ze in de jaren zeventig op het opvangtoneel verschenen. Sommige huizen hebben de poorten gesloten, andere fuseerden met wat ooit de traditionele vrouwenopvang heette (die onder invloed van – onder meer – de Blijf van m’n Lijf-huizen aanmerkelijk is gemoderniseerd) en een enkel huis ging zelfstandig verder (zie FIOM). De noodzaak van deze opvangvoorzieningen is nog steeds onverminderd groot, daarover bestaat geen twijfel. De aanpak is echter veranderd. In 2008 opende in Alkmaar het Oranje-Huis – een Blijf van m’n Lijf-huis ‘nieuwe stijl’, waarbij advies, hulpverlening en opvang vanuit een niet langer geheime locatie worden georganiseerd. Lees in het Biografisch Portaal Sociaal Werk de biografie van Cecilia Pérez Yáñez, één van de eerste migrantenvrouwen die aan de slag ging in de vrouwenopvang. Zij was een pionier van de steunpunten huiselijk geweld en van de systeemgerichte aanpak en focus op eer. |
|