Verwante vensters
1970 De zaak-Christientje - Gerard van de Ven - lange versie
eerste   vorige   homepage  
 
Op 30 oktober 1969 leverde de toen 30-jarige maatschappelijk werker Gerard van de Ven zijn rapportage voor de Raad voor de Kinderbescherming in Den Bosch (dossiernummer HS96) af over het gezin Van Dinter. De vraag die hij in het rapport moest beantwoorden was of het twee-en-een-half-jarige meisje Christientje bij gaar pleegouders, de familie Van Dinter, in goede handen was. Anderhalf jaar eerder had het echtpaar haar meegenomen uit het internaat de Hummeltjes in Antwerpen. Dat was niet illegaal gebeurd, maar met instemming van de Antwerpse internaatleiding, want de moeder was met de noorderzon vertrokken en het meisje zou in België in een weeshuis terecht komen. Christientje zou in Nederland aan een beter leven kunnen beginnen.

Rapportage
Anderhalf jaar was er niets aan de hand. In Nederland hadden de ouders het kind ingeschreven, ze ontvingen kinderbijslag, ze meenden dat alles in orde was. Wat ze niet wisten dat ze ook een aparte procedure moesten volgen om voor Christientje een verblijfsvergunning aan te vragen. Dat die er niet was, was boven water gekomen toen het gezin verhuisde in Eindhoven en daarvan melding deed bij de Burgerlijke Stand. Hier klopt iets niet, concludeerde men daar en die constatering was via de politie bij de Raad voor de Kinderbescherming terecht gekomen. Gerard van de Ven werd vervolgens op pad gestuurd om de situatie in het gezin-Van Dinter nader te onderzoeken. Dat deed hij consciëntieus. Hij bezocht het gezin zo’n zes keer, sprak met huisarts en andere nauw betrokkenen en oordeelde uiteindelijk dat Christientje goed op haar plaats was en dat zij wat hem betreft in het gezin Van Dinter zou kunnen blijven. Dat schreef hij keurig op in een tien pagina’s tellend rapport.

Maar in de Raad en op het ministerie hechtte men grotere waarde aan de juiste uitvoering van de Vreemdelingenwet dan aan het heil van Christientje. Dus werd het gezin Van Dinter eind 1969 overvallen door de politie met de aankondiging dat Christientje zou worden uitgezet. Niet meteen, zo aardig was de politie nog wel, maar begin 1970 zou het gaan gebeuren. De Van Dinters schokken zich dood, want maatschappelijk werker Gerard van de Velde had hen beloofd dat hij een positief rapport zou schrijven en nu gebeurde dit.
Totaal in paniek verstopten zij zich elke avond in een vakantiewoning vlak over de grens met België en uiteindelijk zochten ze contact met Marcel van Dam, die net een half jaar functioneerde als VARA-ombudsman en op de televisie een populair programma verzorgde over allerhande misstanden. Op 9 februari 1970 besteedde hij in zijn programma Velen met mij op Nederland 2 aandacht aan de zaak-Christientje, waarbij het ministerie van Justitie meldde dat de beslissing om Christientje uit te wijzen mede was gebaseerd op de rapportage van de maatschappelijk werker van de Raad voor de Kinderbescherming.

Morele verplichting vanuit beroepsethiek
Gerard van de Ven wist niet wat hij hoorde toen hij naar de uitzending keek. Zijn rapport had juist precies het tegenovergestelde geadviseerd en dat had hij de ouders ook gemeld. Hij voelde zich misbruikt. Hij vond dat het ministerie dat moest rectificeren en hij voelde zich verplicht om naar de ouders toe te gaan en hen te melden dat zijn rapport helemaal niet had geconcludeerd dat Christientje terug moest naar België, maar juist het tegendeel. Hij schreef een brief op hoge poten aan de minister van Justitie en kondigde bij de baas voor de Kinderbescherming in Den Bosch aan, mr. A.J. Haagen, dat hij naar het gezin-Van Dinter zou gaan om hen de waarheid te vertellen. Daartoe voelde hij zich vanuit zijn beroepsethiek moreel verplicht. Dit ging immers niet alleen om hem, maar dit ging om hoe maatschappelijk werkers hun vak moeten kunnen uitoefenen. De kern daarvan was dat cliënten hen moeten kunnen vertrouwen en dit was een flagrante schending daarvan. Dus kon hij niets anders doen dan hen precies vertellen wat hij had geadviseerd.
Als je dat doet, zo reageerde mr. A.J. Haagen, dan vlieg je er uit! Dan kan je spullen komen ophalen en ga je in afwachting van een ontslag met ziekenverlof. Gerard van de Ven ging toch, wetend dat hem ontslag zou wachten. Maar hij volgde zijn geweten, zijn beroepseer. Op 13 februari 1970 kon hij na een kil telefoontje van mr. Haagen zijn spullen op het kantoor komen ophalen om daarna direct naar zijn woonplaats Rosmalen huiswaarts te keren.

Insubordinatie
Aan het ministerie schreef zijn baas nog dezelfde dag een briefje, waarin hij Van de Ven vanwege insubordinatie voordroeg voor ontslag. Zowel hij als de mensen op het ministerie van Justitie zagen maatschappelijk werkers in dienst van de Raden voor Kinderbescherming in de eerste plaats als ambtenaren, waarvoor het hogere gezag van de minister zwaarder diende te wegen dan hun beroepscode. Tegen die gedragslijn had Gerard van de Ven gezondigd, reden waarom ze hem insubordinatie, ongehoorzaamheid, in de schoenen schoven.
Door de televisie en de daarop volgende aandacht in vrijwel alle dagbladen (iets wat nog niet eerder was vertoond) gebeurde er echter iets wat men in justitiele kringen nog niet eerder had meegemaakt. Het protest tegen het ontslag van Gerard van de Ven klonk overal op. De minister en de Raad ontving al snel een protesttelegram van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, er verschenen venijnige krantencommentaren en binnen een week dwarrelden er Kamervragen van het D66-kamerlid Anneke Goudzwaard op het bureau van de minister. In Eindhoven werd een actiecomité opgericht dat het ontslag van Gerard van de Ven aangreep om de beroepscode voor maatschappelijk werkers, die in 1962 was aangenomen, officieel erkend te krijgen.

Handtekeningactie
Het rumoer hield niet op. In de maand februari haalde de zaak-Christientje die inmiddels was uitgebreid met de zaak-Van de Ven elke dag wel de krant. Marcel van Dam besteedde er een tweede uitzending aan. Steeds meer instellingen verklaarden zich solidair met Gerard van de Ven. In Eindhoven startte het echtpaar-Van Dinter met eren handtekeningenactie onder het motto: Christientje moet blijven.
Minister Polak van Justitie kreeg het benauwd en beloofde de kamer de precieze gang van zaken nog eens te onderzoeken. Daarvoor haalde het ministerie alles uit de kast om de Brabantse maatschappelijk werker in het gareel van het gezag te krijgen. Hij moest naar Den Haag komen, kreeg verslagen van gesprekken voorgelegd waar zijn woorden steevast verdraaid werden. De bedoeling was dat hij zou erkennen niet helemaal zorgvuldig te hebben gehandeld, zodat de minister de schuld ook in zijn schoenen kon schuiven. Dat gevecht duurde drie maanden.
Ondertussen werd de bijval met de dag groter. Vakbladen bogen zich over de zaak. Begin maart was de Consultatiecommissie van de NVMW, een commissie die om advies gevraagd kan worden als het gaat om het beoordelen van het handelen van maatschappelijk werkers, tot een eindoordeel gekomen: Van de Ven had juist, dat wil zeggen volledig in overeenstemming met de Beroepscode, gehandeld. Een week later leverde het echtpaar Van Dinther 16.000 handtekeningen bij het ministerie van Justitie, waarin zij te horen kreeg dat Christientje hoe dan ook uitgezet wou worden, alleen was nog niet duidelijk wanneer.

Geheimhouding
Kamerleden bleven als lastige horzels de minister achtervolgen. Enigszins in het nauw gedreven drong de minister vervolgens er bij zijn ambtenaren op aan om nu snel met de resultaten van het toegezegde onderzoek op de proppen te komen. Kinderrechter Abbenhuis, naar later bleek een goede bekende van Van de Ven’s baas mr. Haagen, werd naar Rosmalen gestuurd om hem echt te bewegen mee te werken. Halverwege de maand mei is Van de Ven moe gebeukt en besluit in ruil voor het terugdraaien van het ontslag en de toezegging dat Christientje mag blijven in te stemmen met een feitenverslag waarin hij aangeeft dat hij in sommige aspecten zorgvuldiger had kunnen handelen. Tevens geeft zet hij zijn handtekening onder de mededeling dat hij in de toekomst de gezagsverhoudingen zal respecteren. Hij doet dat onder het beding dat de verklaring niet openbaar gemaakt zal worden.

Als de minister vervolgens aan de Kamer schrift dat de zaak-Christientje is opgelost, het ontslag wordt teruggedraaid en daarbij verwijst hij naar het verslag blijkt de toezegging tot niet-openbaarmaking zo zacht als boter. Kamerleden verzoeken tot inzage en zo wordt het stuk alsnog openbaar wordt gemaakt. Van de Ven heeft het gevoel dat hij is genaaid en nu toch ook een beetje in een kwaad daglicht is komen te staan. Maar goed, op 15 juni gaat hij desondanks opgelucht weer aan het werk.

Impact
Vlak daarvoor, op 12 juni, weet hij zich wel enorm gesteund door een massaal bezocht congres van de NVMW over de beroepscode en de zaak-Van de Ven. 500 maatschappelijk werkers nemen in Apeldoorn een resolutie aan waarin zij ‘eisen’ van de minister van Justitie dat ‘de voorwaarden worden geschapen op grond waarvan de maatschappelijk werkers van de Raden voor Kinderbescherming, alsmede alle maatschappelijk werkers in dienst van instellingen van of gesubsidieerd door het ministerie, naar de maatstaven van hun beroep kunnen bijdragen aan de hulpverlening aan hun cliënten.’

Daarmee lijkt de zaak tot rust gekomen. Het werkklimaat voor Gerard van de Ven bij de Raad voor de Kinderbescherming Den Bosch was echter dusdanig verstoord dat hij snel een andere baan zocht en vond. Maar de impact van de affaire was groot en blijvend. De commotie zette de beroepscode voor maatschappelijk werkers, waar Gerard van de Ven zich nadrukkelijk op had beroepen, op de kaart, waardoor het op tal van plaatsen een geaccepteerd leidraad werd voor het handelen van maatschappelijk werkers in overheidsdienst. Niet de dienstopdrachten van hun bazen en uiteindelijk ministers waren doorslaggevend voor hun handelen, maar de in de code vastgelegde grondprincipes van het maatschappelijk werk. Zonder het ook maar een moment van te voren bedacht te hebben, heeft Gerard van de Ven in deze acceptatie een katalyserende heldenrol vervuld.

Publicatiedatum: 30-03-2023
Datum laatste wijziging :06-04-2023
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Extra
P O D C A S T

De zaak Christientje en de insubordinatie (ongehoorzaamheid) van Gerard van de Ven


Hoe een Brabantse maatschappelijk werker in 1970 een minister aan het wankelen bracht en de beroepscode voor het sociaal werk op de kaart zette!

Achtergrondinformatie over ’De zaak Christientje’ vind je in de Canon beroepsverenigingen.

Luister de podcast af op Spotify of via YouTube.

Reacties:
Marc Hoijtink (hoofdredacteur Vakblad Sociaal Werk, senior onderzoeker HvA) | ’Vanavond ademloos naar geluisterd. Schitterend. Goed initiatief zeg!’ • Jan Willem Bruins (directeur BPSW Beroepsvereniging Sociaal Werk) | ’Complimenten! Een heel interessante podcast. Ook voor sociaal werkers in de Jeugdbescherming. En het onderwerp is nog steeds actueel.’ • Don Olthof | ’Geweldig interessante en nog steeds relevant thema in deze podcast. Mooi gemaakt. Smaakt naar meer...’ • Erik van de Langkruis (teamleider activering en participatie Civic Amsterdam Oost) | ’Mooie podcast en altijd actueel. Zijn de beroepscodes voor sociaal werk op orde? Worden dergelijke zaken nu goed geregeld?’

Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
eerste   vorige   homepage