Elfriede   Sinester



Elfriede Sinester (1938 - )


sociaalcultureel werk, jongerenwerk


richt in 1985 in de Amsterdamse Bijllmer het eerste buurthuis voor tienermeiden op.


* * *


Als Elfriede Sinester in 1985 haar succesvolle buurthuis voor tienermeiden in de Amsterdamse Bijlmer van de grond tilt, is ondersteuning vanuit de overheid nog niet vanzelfsprekend. Toch weet zij haar project tot een succes te maken.

Elfriede Sinester – negende in een gezin van elf kinderen - ziet het levenslicht op 9 september 1938 in Paramaribo. Haar vader is visser, haar moeder dienstvrouw. Ze wil bij niemand ‘dienen’. Op school botst ze op racisme en klassendiscriminatie. Haar droom om onderwijzeres te worden, spat uiteen als er geen geld blijkt te zijn voor het schoolgeld voor de Kweekschool.
Als een onderwijsinspecteur op haar laatste schooldag op de ULO langskomt om te vragen wie verpleegster wil worden, steekt ze gretig haar vinger op. Even later is ze aan de slag in het oudste ziekenhuis van Suriname.

Naar Nederland
Op haar negentiende trouwt Elfriede. In 1963 trekt ze naar Nederland. Zij en haar gezin krijgen een vierkamerwoning in het Amsterdamse Geuzenveld toegewezen. Ze is midden in de twintig als haar vijfde en laatste kind wordt geboren. De zorg voor de kinderen bindt haar aan huis. Toch wordt Elfriede groepsleidster in een kinderopvangtehuis. Ze volgt de cursus Kinderbescherming, maar haakt vanwege overbelasting drie maanden voor het eindexamen af.
Begin jaren tachtig strandt haar huwelijk. Ze is inmiddels ruim in de veertig en denkt: ’Nu moet het gebeuren.’ Vlak voor haar vijftigste haalt ze haar diploma maatschappelijk werk aan de Hogeschool Haarlem.

Mi Oso Es Mi Kas
Bij haar stage in een jongerencentrum in de Bijlmermeer verbaast het Sinester dat ze er vrijwel uitsluitend jongens tegen het lijf loopt. Initiatiefrijk als ze is, verzamelt ze in een mum van tijd een groep enthousiaste tienermeiden om zich heen. Al snel krijgen ze een aparte plek in het toenmalige vrouwenhuis. Heel wat van hen zijn ongehuwd moeder. Terwijl de tienermoeders naar school of naar hun werk gaan, zorgt ze voor de kinderen. Er is een huiskamer annex woonkeuken, en natuurlijk een ruimte voor de kinderen. Het eerste buurthuis voor tienermeiden in Nederland is een feit, midden in de wijk waar de meesten van hen wonen.
Het is 1986. Ze geeft het buurthuis een treffende naam: Mi Oso es Mi Kas (’Mijn huis’ in het Surinaams en Papiamento). De sfeer is ongedwongen. Op het bankstel wordt naar muziekprogramma’s en naar de Oprah Winfrey-show gekeken. Na afloop wordt gezamenlijk over allerhande onderwerpen doorgepraat. Bij toerbeurt wordt gekookt in de keuken. En passant vertellen de meiden over de bevalling van hun eerste kind of maken ze hun huiswerk. Er is gratis internet en zelfs deelname aan een computercursus is mogelijk.

Tienermoeders
De tienermoeders in Mi Oso es Mi Kas zijn overwegend tussen de 15 en 23 jaar. Ook voor ‘gewone’ tienermeiden is het buurthuis een pleisterplaats. In de Bijlmer wonen veel tienermoeders, vooral van Surinaamse en Antilliaanse komaf. Er is een stapeling van problemen: slechte huisvesting, dakloosheid, laag inkomen, uitkeringsdiscriminatie, schulden, werkloosheid, onafgemaakte opleidingen. De meiden maken heftige dingen mee: aanhoudende conflicten met ouders, affectieve verwaarlozing, huiselijk geweld, gedwongen seks. Lang niet altijd nemen de vaders verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen. In de woorden van Sinester: ’Zij gaan vaak van bloem tot bloem.’

IJzersterke formule
In Suriname en de Antillen is er de hulp van moeder, tante of oma. In Nederland bestaat zo’n netwerk niet. Mi Oso es Mi Kas voorziet daarin. Het Kind-Moederproject is de kern van het werk. Terwijl de kinderen worden opgevangen krijgen de meiden een luisterend oor in een huiskamerachtige setting. Belangrijk is de onderlinge steun. Tussendoor pikken de werkers bruikbare signalen op.
Er zijn ook ‘gewone’ buurthuisactiviteiten. Zo is er een zeer geslaagd danstheaterproject en wordt er een meidenfestival uit de grond gestampt - met als uitdagende titel ’Hallo, Wij zijn er ook’. De bioscoop wordt bezocht, er worden uitstapjes gemaakt en wekelijks is er een instuif. Zelfs buitenlandse vakantiereizen en vormingsweekenden staan op het programma.
‘We moeten alles vermijden wat ertoe bijdraagt hen als ‘zielig’ of probleemgevallen te stigmatiseren. Ze zijn mensen die door hun levenssituatie bepaalde problemen hebben; die problemen zijn ten dele door de maatschappij opgeroepen. Zij hebben daarom bij die problemen ook maatschappelijke hulp nodig.’ Deze woorden zijn van Elfriede Sinester en ze komen uit een interne handleiding. De in de praktijk ontwikkelde werkformule blijkt ijzersterk. Buurthuiswerk, kinderopvang, hulpverlening en vormingswerk worden soepel gecombineerd.

Gevecht met de instituties
In 1992 komt Mi Oso es Mi Kas in handen van een grote welzijnskoepel. Het thuisgevoel verdwijnt. Dieptepunt is het schrappen van het Kind-Moederproject, nota bene de crux van het werk. Maar de meiden en de werkers herpakken zich. Ze knokken voor een mooiere accommodatie. Die komt er. In 1998 is de feestelijke heropening. Er wordt een tweede meidenfestival georganiseerd, met als motto ’Op eigen kracht vooruit’. Het Kind-Moederproject krijgt een tweede leven.
Nog steeds is er geen structurele subsidie. Verontwaardigd over gebrek aan steun door het stadsdeel legt het personeel aan de vooravond van het twintigjarig bestaan het werk neer. Aantoonbare resultaten resulteren niet in politieke waardering. De beleidsmakers krijgen het verwijt miljoenen aan subsidies in supergrote instellingen te steken. De bittere conclusie is: er is geen vertrouwen in de organisatiekracht van zwarte burgerinitiatieven.
Vlak voor de kerst in 2007 wordt het bijltje erbij neergegooid. De erkenning die Elfriede Sinester inmiddels ten deel is gevallen – ze wordt Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en krijgt een voordracht als Amsterdammer van het jaar – is niet voldoende.
De gemeente doet een weinig overtuigende poging het werk te continueren. Het is van korte duur, de ziel is eruit. Elfriede vertrekt in 2010 naar Suriname, met het plan om voorgoed te blijven. Op haar 72ste vindt ze nog de energie om in haar geboorteland een vergelijkbaar meidenproject te starten. In 2016 stopt dit. Sinds 2022 is ze weer terug in Nederland.

Vitaal initiatief
Mi Oso es Mi Kas is een vrijwillig burgerinitiatief dat uit de samenleving opborrelt. Buurtgerichtheid is het fundament. Door de werkzame formule groeit het project uit tot een serieuze nieuwe buurtvoorziening. Maar de overheid laat het op cruciale momenten afweten. Het is dankzij de intrinsieke motivatie van Elfriede Sinester, en van de werkers om haar heen, dat Mi Oso es Mi Kas het ruim twintig jaar heeft volgehouden.
Een dochter van Sinester laat anno 2024 weten: ‘Tot de dag van vandaag wordt ons gevraagd waarom we niet opnieuw beginnen.’ Dat zegt genoeg.

Auteur: Henk Krijnen

Deze biografische schets is oorspronkelijk gepubliceerd op de website Buurtwijs als onderdeel van de serie Iconische buurtmakers.



Publicatiedatum: 12-09-2024
Datum laatste wijziging :12-09-2024
Auteur(s): Henk Krijnen,
Links



design by Anne Van De Genachte / built by Dutchlion 2015 / Onderhoud door Rstyle