1864 Octavia Hill Volkshuisvesting als scharnier in de sociale hulpverlening |
|
In 1864 begint de onderwijzeres en kunstenares Octavia Hill (1838-1912) in de achterbuurten van Londen te werken (in wat nu Marylebone wijk is) met mensen die persoonlijk en maatschappelijk in een slechte positie zijn geraakt – arm, werkloos, krotbewoner. Daarbij kiest zij huisvesting als invalshoek. Zij ziet een verzorgde woning, hoe klein ook, met licht, lucht en ruimte – en met buren die rekening met elkaar houden – als levensvoorwaarde nummer 1. Met geld van de sociaal bewogen kunstcriticus John Ruskin koopt zij haar eerste blok huizen. Elke week haalt zij zelf de huur op en bespreekt met haar huurders voorkomende moeilijkheden. Huisvesting is de basis, maar ook vertrekpunt voor andere activiteiten: aanleg van tuinen, een speelplaats voor de kinderen, excursies, sociaal-cultureel clubwerk. Octavia gaat zelf ook in East End wonen en bouwt achter haar huis lokalen waar zij weekend- en avondclubs organiseert, voor kinderen, mannen, vrouwen en ouderen. Door een zorgvuldig woningbeheer kan zij een rendement van 5% rente behalen op het geïnvesteerde kapitaal. Daardoor worden haar woningprojecten aantrekkelijk als belegging. Zij bouwt dit werk uit, werft fondsen, organiseert draagvlak. Zij leidt tientallen vrouwen op die als sociaal werkers in de praktijk geschoold worden. Octavia Hill doet haar werk op een manier die zelfrespect en vertrouwen in eigen kunnen versterkt. Nu noemen we dat empowerment en Eigen Kracht. Zij heeft een broertje dood aan filantropie die afhankelijkheid van bedeling in stand houdt. In 1869 behoort zij tot de oprichters van de Charity Organisation Society die de armenzorg wil moderniseren. Octavia voert vanaf 1875 actie voor het behoud van natuur in en bij Londen. In 1894 is zij een van de drie stichters van de National Trust die in Groot-Brittannië natuurgebieden, kastelen en parken beheert. Haar invloed reikte vanuit Londen tot Amsterdam, Berlijn en Chicago, ook door haar geschrift The homes of the London poor uit 1883. In Nederland inspireerde zij sociaalwerkpioniers Helene Mercier, Arnold Kerdijk, Marie Muller-Lulofs, Johanna ter Meulen en Louise Went. In de afgelopen tien, vijftien jaar is er weer belangstelling voor Octavia Hill. Maar aan het einde van haar leven gold zij als ouderwets. Dat zij bleef hameren op een individuele benadering wekte irritatie bij socialistische jongeren. Dat overheidsingrijpen nodig was om de grootschalige problemen van armoede, volkshuisvesting en werkloosheid aan te pakken, wilde er bij haar niet in. Haar visie was dat overheidsbemoeienis nooit de plaats kon innemen van het particuliere initiatief. Met de opkomst en bloei van de verzorgingsstaat (1910-1975) verbleekte haar ster. Nu gebleken is dat ook de verzorgingsstaat schaduwkanten heeft, wordt de waardevolle kern van haar werkwijze opnieuw gewaardeerd. De betekenis van Octavia Hill is groot. Jane Lewis, hoogleraar Sociaal Beleid aan de London School of Economics, schreef in 2005 dat haar betekenis vooral ligt ‘in het belang dat zij hechtte aan het leven met de armen, het verwerven van precieze kennis van hun problemen, het winnen van hun vertrouwen, het respecteren van hun mening, er achter komen welke dagelijkse problemen hun het leven vergallen, en ook het knokken voor een leefbare omgeving.’
Publicatiedatum: 17-06-2009
Datum laatste wijziging :29-01-2021 Auteur(s): Maarten van der Linde (1948-2020), |
|