1951Carl Rogers De cliënt centraal – humanistische psychologie
Carl Rogers (1902-1987) geldt als grondlegger van de humanistische psychologie. Eigenlijk is het uitgangspunt daarvan heel eenvoudig: neem mensen serieus, want zij zijn heel goed in staat om hun weg te vinden naar hun ware zelf. Rogers sprak als een der eersten nooit van patiënten, maar van cliënten. Zijn therapie noemde hij dan ook client-centered therapie, daarmee stond hij aan de wieg van alle vormen van non-directieve (‘spiegelende’) therapie.
De invloed van de humanistische psychologie, waartoe ook denkers als Maslow en Laing behoren, is groot geweest. Het gedachtegoed heeft zijn sporen getrokken in vrijwel alle vormen van gesprekstherapie, maar ook in de moderne opvoeding, zoals uitgedragen in de opvoedingsbijbel van Benjamin Spock. Rogers’ visie op de menselijke ontwikkeling anticipeerde op de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig, toen overal in de westerse wereld autoriteiten op alle mogelijke levensterreinen te kijk werden gezet en mensen ruimte voor hun eigen individualiteit (inclusief alle daarbij horende bijzonderheden) opeisten.
Op die golf surfde het werk van Rogers naar een grote populariteit. In 1969 verscheen de eerste vertaling van zijn werk in het Nederlands. Van de vrouwenhulpverlening tot aan de verdunningsexperimenten van Carel Muller in Nieuw Dennendal, in de jaren zeventig echode het gedachtegoed van Rogers door in tal van vernieuwingen. Om die reden betitelde Rogers geestverwant Maslow in 1974 de opkomst van de humanistische psychologie als een ware revolutie. ‘Een nieuwe versie aangaande de mogelijkheden en de bestemming van de mens is bezig baan te breken. ’ Die euforie duurde tot eind jaren zeventig, toen de Amerikaanse socioloog Christopher Lasch de keerzijde van deze omslag blootlegde als een ‘culture of narcissism’, in Nederland vertaalt als ‘het Ik-tijdperk’.
Rogers formuleerde zijn denkbeelden overigens al ver voor de roerige jaren zestig en zeventig. Dat gebeurde toen hij na zijn vervolgstudie psychologie met kinderen ging werken, waarin hij afstand nam van de psychoanalyse en zijn eigen therapie ontwikkelde. Toen hij in 1940 hoogleraar werd, zette hij zich aan het uitwerken van deze praktijkervaringen. Dat resulteerde in een groot aantal publicaties, waarvan Client Centered Therapy, its current practice, implications and theory (1951) en Psychotherapy and Personality Change (1954) de belangrijkste zijn.
Het mensbeeld van Rogers gaat ervan uit dat mensen in een subjectieve realiteit leven en zich in hun ontwikkeling laten leiden door een persoonlijk waarderingsproces. Het is van belang dat zij daarbij een samenhangend zelfbeeld ontwikkelen. Vooral in de jeugd, maar ook daarna, heeft het individu een sterke behoefte aan positieve waardering. Wil hij zich naar eigen aard en aanleg kunnen ontplooien, dan moet de waardering van belangrijke anderen voor zijn ontplooiingsactiviteit positief en zonder voorwaarden zijn. Dat is een voorwaarde voor individuen om tot zelfverwerkelijking komen.
Als dit proces uit balans raakt kan therapie uitkomst bieden. Mits de ondersteunende therapeut aan drie basishoudingen voldoet. Deze zijn: echtheid van de therapeut in relatie tot de cliënt, onvoorwaardelijke acceptatie van de cliënt en empathie. Rogers ziet psychotherapie vooral als een waarachtige en betrokken ontmoeting van twee mensen. Met die professionele instelling zijn in Nederland en Vlaanderen meerdere generaties sociaal werkers groot geworden.
Publicatiedatum: 10-06-2009
Datum laatste wijziging :19-03-2017
Auteur(s): Jos van der Lans,