2004 Martijn Kole, de moed om te zijn Ervaringsdeskundigheid en herstelwerk |
|
“Ik was een jaar opgenomen in een psychiatrische kliniek waar men mij te kwetsbaar achtte voor inhoudelijke behandeling. Ik werd er niet beter, eerder slechter. Daarom werd ik ingesteld op medicatie en zocht men een plek in een beschermd woonvorm.” Aldus Martijn Kole (1971) die tijdens zijn studietijd halverwege de jaren negentig, zoals hij het zelf noemt, ‘ernstig ontwricht’ raakt. Hij herinnert zich nog scherp zijn eerste kennismaking met de Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht (SBWU), het huidige Lister. “Ik dacht alleen maar: hier wil ik niet zijn, maar ik moest van de kliniek.” Na verloop van tijd komt Martijn in een groepswoning voor jongeren. Het is een hevige confrontatie met de problematiek van zijn medebewoners en die van hemzelf. “Ik worstelde er met de vraag wat er nog toe deed in mijn leven en of ik er nog toe deed. Ik vond het pijnlijk te zien hoe anderen doorgaan met hun leven, een baan krijgen en relaties aan gaan, terwijl ik mij moest voegen in de groepswoning. Ik ervaarde steeds meer dat de wereld daarbuiten niet meer mijn wereld is.” Hij schaamt zich, is suf door de medicatie en voelt dat hij steeds meer de verbinding met alles en zichzelf kwijt raakt. In die periode wordt hij regelmatig opgenomen in de kliniek. Kentering Na twee jaar neemt Martijn deel aan één van de eerste herstelwerkgroepen onder leiding van Wilma Boevink. Daar gaat een wereld voor hem open. “Ik dacht wat gebeurt hier? Hoe is het mogelijk dat iemand, die daar is geweest waar ik nu ben, zóver is gekomen? Voor het eerst merkte ik vertrouwen dat mijn leven meer kon inhouden dan waar ik van uitging. Ik was na die eerste bijeenkomst helemaal ondersteboven en kon de hele nacht daarna niet slapen.” Martijn neemt jarenlang elke 14 dagen deel aan de herstelwerkgroep. Het is ontdekkingsreis, maar ook een worsteling: “Het beeld van mijzelf als louter psychiatrische patiënt begon barsten te vertonen. Ik had mij er net mee verzoend dat ik dat was, dat ik dat nu eenmaal had en dat ik beschermd moest wonen en nu vroeg iemand mij wat ik zou willen en wat ik zou kunnen.” Hij durft met vallen en opstaan weer na te denken over zijn toekomst. Later lukt het ook om te minderen met medicijnen. Als gevolg van deze ontwikkeling durft Martijn psychiatrische behandeling aan en is er daarvoor geen contra-indicatie meer. Ook dat heeft hem verder geholpen. Ambulante begeleiding Hoewel enkele begeleiders het er niet mee eens zijn verruilt Martijn na vier jaar de groepswoning voor een eigen appartement en krijgt hij een ambulante begeleidster die in zijn mogelijkheden gelooft. Hij voelt zich onmiddellijk thuis in zijn nieuwe woonomgeving, maar de eerste jaren zijn desondanks moeilijk. “Het hebben van een eigen appartement en eigen voordeur is niet zaligmakend, want ik wist niet hoe ik de dag moest doorkomen of hoe ik verbinding kon maken met de samenleving.” Onmisbaar is de herstelwerkgroep die hij trouw blijft bezoeken. “Ik snakte er telkens weer naar, het was voor mij een boei, een levenselixer, ik kon mijn verhaal kwijt en kreeg veel vrienden die veel voor mij betekenden.” Werk Als het met vallen en opstaan steeds beter gaat wordt hij in 2004 aangenomen als betaalde medewerker bij het Herstelbureau van Lister. Daar ondersteunt hij herstelwerkgroepen en brengt het Herstel-denken breder in de organisatie. Later traint hij medewerkers en wordt hij adviseur van de raad van bestuur. In totaal zou hij 18 jaar in dienst blijven van de instelling. “Werk was voor mij het allerbelangrijkste, dat je op je werk verwacht wordt, dat je iets kan betekenen en kan bijdragen.” Na 7 jaar zelfstandig wonen heeft Martijn geen ambulante begeleiding meer nodig. In dezelfde tijd werkt hij met anderen aan de totstandkoming van de Enik Recovery College, in 2015 een van de eerste Herstelacademies. “Het was een eigen plek, een eigen leeromgeving buiten de instelling en hier kon ik verder met het ontwikkelen van peersupport, met hoe we van elkaar kunnen leren hoe we onze levens kunnen leven.” Betekenis Terugkijkend vond Martijn het in het begin van zijn beschermd wonen erg moeilijk om zich te verhouden tot zijn nieuwe leven, voelde zich machteloos en verloor steeds meer zijn hoop. Zijn familie had moeite met waar hij terecht gekomen was. Hij had graag minder medicatie gehad en meer aandacht voor zijn trauma’s. Binnen de behandelpsychiatrie lag een taboe op gesprekken over wat nu maakte dat hij in de beschermende woonvorm terecht kwam. “Trauma’s uit het verleden werden niet besproken omdat ze bang waren dat ik zou ontwrichten en psychotisch zou worden” Over het algemeen is hij blij met de begeleiding die hij heeft gehad, gericht op de toekomst en met veel praktische hulp. In zijn werk praat hij veel met begeleiders over hoe het anders kan. “Voor goede herstelondersteuning is het belangrijk dat er ruimte is voor betekenisgeving en dat die ruimte maakt dat je op de thema’s komt die er voor jou toe doen.” Martijn denkt dat wanneer begeleiders zich meer bewust zijn van hun eigen kwetsbaarheid een veel gelijkwaardiger relatie mogelijk is. “Veel begeleiders worden in hun werk geconfronteerd met hun eigen twijfels, verwarring en problemen. Als zij dat niet onder ogen zien, hoe kunnen zij dan in contact blijven met degenen die zij begeleiden? Mogelijk is deze confrontatie ook een verklaring voor het hoge ziekteverzuim onder medewerkers vanwege psychische klachten. In de opleiding tot begeleider zou, naast allerlei vaardigheden, meer aandacht moeten zijn voor persoonlijke ontwikkeling.” |
|