1984 Onderdrukking en slachtofferschap In de schaduw van de Tweede Wereldoorlog |
|
Corrie van Eijk-Osterholt introduceert in het boek Laten ze het maar voelen…. haar tweelingzus Mies als een uitgesproken slachtoffer van de psychiatrie. Mies en haar mede-patiënten waren volgens de schrijfster hulpeloos overgeleverd aan het onderdrukkende systeem van de inrichting. De publieke verontwaardiging hierover in 1972 was groot. In een nawoord van het boek vergelijkt psychiater Jef Teuns het inrichtings-systeem zelfs met dat van een concentratiekamp. 'De oorlog speelde vanaf de jaren zestig een hardnekkige ondergrondse rol in het verzet van de babyboom-generatie', verklaart Arend Jan Heerma van Voss die als journalist de geschiedenis van de prille gekkenbeweging optekende. In een recent verhaal (De Gids, 2015) schrijft hij: '(…) Sleutelwoorden waren verzet en bevrijding. De heersende machten moesten gewantrouwd worden, vanwege hun verwerpelijke houding en geprovoceerd om hun ware gezicht te tonen, de laffe afzijdigheid van het klootjesvolk diende alsnog afgestraft (…)'. Ook in de prille gekkenbeweging heerste deze mentaliteit. 'Ik was woedend', vertelt Dunya Breur, mede-oprichtster van de Cliëntenbond. 'Door altijd maar dat zwijgen over de Tweede Wereldoorlog.’ Breur was daadwerkelijk een oorlogsslachtoffer. Als baby werd zij in 1942 de gevangenis van Scheveningen uitgesmokkeld. En door wat haar ouders overkwam was Dunya ook een 'tweede generatie slachtoffer'. Maar deze term werd pas eind jaren zeventig officieel geïntroduceerd. Slachtoffer zijn werd in de cultuur van de jaren zeventig een nieuw soort identiteit, een noemer voor gezamenlijkheid. Het was iets waarin mensen zichzelf en hun geschiedenis herkenden. Waar ze met elkaar hun ongenoegen en vervolgens ook hun woede en verzet mee konden uiten. Vanaf 1972 sloten vanuit deze 'herkenning' honderden leden zich aan bij de Cliëntenbond: zij zagen zich als slachtoffers van de inrichtingspsychiatrie. 'Door de onderlinge herkenning werd het stilzwijgen doorbroken en het slachtofferschap erkend', zegt ggz-onderzoeker Wouter van de Graaf. 'Er was nog helemaal geen taal voor de ervaringen die je als patiënt had. Je was geïsoleerd en voelde je opgesloten in een bolwerk van ziekte-denken, een soort terreur van goede bedoelingen.' In de Gekkenkrant zetten (ex-)patiënten hun ervaringen op papier. 'Veelal in de vorm van poëzie, omdat woorden tekort schoten', aldus Van de Graaf. Tien jaar later in 1982 eisten de vrouwen in de cliëntenbeweging een aparte slachtoffer-positie op. Ook in de wegloophuizen die door actievoerders van de cliëntenbeweging werden opgezet, bleken vrouwen seksueel geweld te ervaren. Voor het eerst kwamen ervaringen met seksueel geweld en incestervaringen in de publiciteit. De bestaande hulpverlening wist daar geen raad mee. De slachtofferrol was binnen de cliëntenbeweging overigens onderhevig aan discussie, ook in feministische analyses werd deze rol veroordeeld. Het koesteren van het slachtofferschap zou vooral medelijden oproepen en een cultuur van zieligheid creëren, die het aanpakken van echte oorzaken en daadwerkelijke veranderingen blokkeerde. In 1984 zet psychiatrie-activiste en filosofe Jet Isarin, die zichzelf meerdere keren liet opnemen, voor het eerst vraagtekens bij de slachtofferrol van patiënten in de psychiatrie met haar boek Eigenwaan. Psychiatrie als paradoks. Zij vraagt zich af waarom ze zich laat opnemen in een inrichting die ze tegelijkertijd beschrijft. Geïnspireerd door filosoof/schrijver Menachem Arnoni zoekt Isarin, naar de oorzaken van haar eigen slachtofferschap, 'de SS-er in mijzelf'. Arnoni (1922-1985) overleefde in de Tweede Wereldoorlog verschillende concentratiekampen. Isarin schijft: 'Volgens hem is het niet herkennen van het slechte in onszelf en de daarmee gepaard gaande schijnheiligheid en zelfingenomenheid, de zekerste weg naar een hel zoals de holocaust.' De filosofe analyseert de tweedeling in goed en kwaad, waarbij de psychiatrie de boosdoener was: 'Ik kon niet anders dan onder ogen zien dat ik zelf mijn bijdrage leverde aan de weg daarnaar toe.' Zij stelt ook dat er in de cliëntenbeweging geen plaats lijkt te zijn voor twijfel over de eigen rol. 'Terwijl twijfel juist de kern van de eigen onzekerheid raakt: de eigen niet geaccepteerde behoefte aan afhankelijkheid, steun en autoriteit.' Rond diezelfde tijd begon de van oorsprong Duitse psychiater Detlef Petry zich in psychiatrisch ziekenhuis Vijverdal in Maastricht hartstochtelijk in te zetten voor eerherstel en rehabilitatie van chronisch psychiatrische patiënten. Zijn gedrevenheid kwam voort uit 'de enorme schuld waarmee de generatie van mijn ouders door de Tweede Wereldoorlog was belast (…).' De onzichtbaarheid van deze chronische patiënten die naamloze levens leidden in de grote inrichtingen was voor Petry onverdragelijk. Hij ontwikkelde een methodiek – de triade – waarbij de psychiater samen met de familie en de patiënt diens levensverhaal recht doet. Dezelfde onzichtbaarheid is in de cliëntenbeweging sinds de jaren negentig een actiepunt. 'Vergeten worden, weggestopt worden, gedeporteerd worden, het hangt aan tegen vernietigd worden', aldus ggz-onderzoeker Harry van Haaster. In 2012 gaf het Cliëntenbelangenbureau van GGz Eindhoven alle anonieme graven op het kerkhof van het instellingsterrein een naam. Voor de naamloze patiënten staat daar nu een monument. |
|