1982 Moratorium: stop nieuwbouw psychiatrie Het Amsterdams Model: naar een psychiatrie zonder inrichting |
|
’We hebben bereikt dat de overheid naar ons wil luisteren. Hopelijk bereiken we nu dat de inrichtingen gesloten worden, mensen teruggaan naar de samenleving en goede ambulante hulp krijgen’, zegt een vertegenwoordiger van de Cliëntenbond in de Engelse BBC-documentaire Speaking from Experience (1985). ’Wij vertegenwoordigen 20.000 patiënten’, voegt hij daar zelfbewust aan toe. Terwijl de acties van de gekkenbeweging begin jaren tachtig radikaler werden, leidde de opbrengst van tien jaar actievoeren bijna automatisch tot overleg met de autoriteiten. Deze groei van de beweging bracht ook verwarring met zich mee over de eigen identiteit en de toekomstige koers. In 1982 zette de Cliëntenbond met haar Denk- en Doeplan de inrichtingspsychiatrie totaal op losse schroeven. De misstanden daar hadden niets met echte hulpverlening te maken; die moest veel kleinschaliger en dichter bij huis. Datzelfde jaar bezon de psychiatrische tegenbeweging zich op haar positie met een eerste grote congressenreeks: Psychiatrie in werkelijkheid. Bij de beweging hadden zich inmiddels ook onderzoekers, kritische hulpverleners en beleidsmakers aangesloten. Zoals de hoogleraren sociale psychiatrie Marius Romme en Kees Trimbos. Samen met de sociaal-geneeskundige en de latere directeur van Pandora Egbert van der Poel en de voorzitter van de Cliëntenbond Hans van der Wilk richtten deze hoogleraren zich in oktober 1982 met een Adres tot de Tweede Kamer. ’Wij verzoeken u dringend de geplande nieuw- en verbouw van zeventien psychiatrische ziekenhuizen voorlopig te bevriezen (moratorium)’, schreven zij. De term Moratorium werd aangedragen door Flip Schrameijer, een van de eerste redacteuren van de Gekkenkrant en inmiddels als onderzoeker verbonden aan het NcGv, het huidige Trimbosinstituut. Schrameijer was al vanaf 1978 bezig, onder meer met Hans van der Wilk, om in Amsterdam de gemeentepolitiek in beweging te brengen om zich actief met de geestelijke gezondheidszorg te gaan bemoeien, onder meer door de organisatie van het congres De hulp is zoek in Mokum. Hij was nauw betrokken bij de inbreng van de Cliëntenbond in de discussie over de nieuwbouw van psychiatrische ziekenhuizen en toen in 1982 het manifest in de maak was, kwam hij met de term Moratorium op de proppen, een term die hij ontleende aan de Vietnamoorlog waar regelmatig gepleit werd voor een moratorium waarin de strijdende partijen hun wapens zouden neerleggen. Die oorlogsretoriek vond Schrameijer wel toepasselijk voor de krachtmeting waar de psychiatrie voor stond als het ging om nieuwbouw en uitbreiding van psychiatrische ziekenhuizen. De Moratoriumactie sloeg aan. Adhesiebetuigingen stroomden uit het hele land binnen. De kritiek op psychiatrische instellingen klonk hierin luid en duidelijk: patiënten worden er doorgaans alleen maar slechter van en velen komen er door hospitalisering, afhankelijkheid van medicijnen en een ’dodelijk kleinerende bejegening’ zelfs nooit meer uit. (Zie: Het psychiatrisch ziekenhuis in discussie,een overzicht van alle reacties die de Moratorium-groep in 1986 publiceerde). De Moratoriumactie leidde tot een debat in de Tweede Kamer en de nieuwbouwlannen voor psychiatrische ziekenhuizen werden stopgezet (motie-Terpstra). Door ’substitutie van bedden’ moest geld vrijkomen voor de opbouw van ’kleinschalige voorzieningen’. In 1984 wordt De Nieuwe Nota Geestelijke volksgezondheid aangenomen, waarvan het belangrijkste doel is ’de zorg vanuit de optiek van de (potentiële) cliënt’ kwalitatief te verbeteren. Vanuit de tegenbeweging klonk ook kritiek. De Haagse fotograaf/activist Kurt Bökenkamp vond dat er eerst naar goede alternatieven gezocht moest worden voordat de nieuwbouw stopgezet werd. ’Patiënten worden anders toch weer de dupe.’ Maar de discussie was in feite al gevoerd, zeker in Amsterdam. Daar was na het congres Help de hulp is zoek in Mokum het terugdringen van psychiatrische bedden inmiddels tot beleid verheven. Geïnspireerd door het sluiten van de psychiatrische inrichtingen in Italië, werden nieuwbouwplannen voor een groot stedelijk psychiatrisch ziekenhuis in 1982 samen met wijkorganisaties tegengehouden. Dit leidde tot Het Amsterdams Model, dat mede dankzij de CPN-wethoudster Tineke van den Klinkenberg werd aangenomen. Egbert van der Poel (†2012), inmiddels Pandora-directeur, en de net afgestudeerde onderzoeker Harrie van Haaster schreven het eerste plan voor een psychiatrie zonder inrichtingen in Amsterdam. In 1984 is Van Haaster met de onderzoekers Mark Janssen, Wouter van de Graaf, Doortje Kal (bekend van haar promotie over Kwartiermaken) en kritisch psycholoog Heinz Mölders (oprichter van Multiloog) betrokken bij het Platform GGZ Amsterdam dat de uitvoering van de psychiatrie-vernieuwing de jaren daarop kritisch volgt. In 1986 wordt besloten om Santpoort, de inrichting in Bloemendaal waar Amsterdamse patiënten terechtkwamen, te sluiten en de patiënten in kleinere instellingen in Amsterdam onder te brengen. Tussen 1987 en 2002 wordt de instelling langzaam maar zeker ontmanteld. Op het terrein staan tegenwoordig dure villa’s. De kritiek op de uitvoering van het Amsterdams Model, waarmee tegelijk ook bezuinigingen worden doorgevoerd, is divers. Sommigen vinden dat de opvang in de samenleving te weinig geborgenheid biedt, anderen vinden de plannen niet radicaal genoeg. ’Men blijft bij alle hervormingen uitgaan van het model van invaliderende ziektebeelden (…)’, schrijft onderzoeker Ed van Hoorn, oud-activist en beleidsmaker in de psychiatrie. De strikt negatieve betekenisgeving aan psychisch lijden is, volgens deze ervaringsdeskundige onderzoeker, ’een bron van geweld, omdat het zo’n scherp onderscheid maakt tussen gezonden en zieken, tussen een betere soort en een mindere soort.’ Ed van Hoorn was van 1982 tot 1986 voorzitter van de Cliëntenbond. Evenals Hans van der Wilk ontwikkelde hij later nieuw beleid voor de hele patiëntenbeweging, zowel in Werkgroep 2000 als in de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), welke laatste organisatie als gesprekspartner van de overheid een belangrijke rol kreeg toebedeeld. Beiden verbonden in persoon de oude gekkenbeweging met de brede algemene patiëntenbeweging, die tegenwoordig als ’derde partij’ subsidie krijgt om mee te praten over het beleid in de gezondheidszorg. De psychiatrische inrichting is sinds het Moratorium van 1982 niet verdwenen, maar wel ingrijpend veranderd. Cliënten met langdurige psychiatrische problemen wonen vaker thuis of in de maatschappelijke opvang. Steeds meer cliënten komen in nieuwe, kleinschalige woonvormen terecht, Regionale Instellingen voor Beschermende Woonvormen, de Ribw’s. De extramuralisering, zoals het in jargon heet, komt op gang en inrichtingsbedden worden voorzichtig ‘afgebouwd’. De psychiatrie moet vermaatschappelijken; nog zo’n mooi woord. Wat niet wil zeggen dat de samenleving psychiatrische patiënten omarmt. Want dat is weer een heel ander verhaal. |
|