Verwante vensters |
|
1995 Wilma Boevink, ervaringsdeskundig onderzoeker Boegbeeld van de Herstelbeweging |
|
’Toen ik op de basisschool zat, zei mijn moeder dat ik naar de huishoudschool moest. Het hoofd van de school heeft er persoonlijk voor gezorgd dat ik naar het vwo ging.’ Wilma Boevink (1963), geboren op een boerderij in Rekken, een dorpje in de Achterhoek tegen de Duitse grens, groeide op tot een mooie, ambitieuze jonge vrouw. Maar daar was in dat plattelandsmilieu in de jaren zeventig van de vorige eeuw geen plaats voor. ’Het liefst wilde ik Grieks en Latijn en naar de universiteit, maar die traditie hadden we niet, wie denk je wel dat je bent?’ vertelt zij. Weinig meisjes zullen hun ouders zo teleurgesteld hebben. Wilma Boevink werd hoofdonderzoeker op het Trimbos-instituut en richtte de afdeling HEE op: Herstel, Empowerment & Ervaringsdeskundigheid. Voordat het zover was, ging zij meerdere keren door de hel van opnames in de psychiatrie, verkeerde diagnosen, slechte behandeling en foute bejegening. Na de eerste keer werd zij hierin bijgestaan door haar echtgenoot, ggz-onderzoeker Frank van Hoof, vader van hun twee zoons Thijmen en Simon. ’Psychisch lijden heeft heel zwarte kanten en is vaak onterend om mee te maken. Maar dat laat onverlet dat je het kunt benoemen en kunt overbrengen aan medemensen, zonder je menselijkheid opnieuw te verliezen’, zegt Wilma Boevink. In 2015 kreeg zij voor haar hele werk de Ereprijs van het Fonds Psychische Gezondheid. Boevinks dubbele carrière, als onderzoekster en in de cliëntenbeweging, begon met een lidmaatschap van de Cliëntenbond. Na een eerste lange opname in de psychiatrie werd ze vrijwilligster, later bestuurder bij het ZWOP, het project voor zelfstandig wonen in Utrecht. Ondertussen was zij ’met grimmige vastberadenheid’ sociale wetenschappen gaan studeren en liep stage bij het Trimbos-instituut, toen nog het Nederlands Centrum voor Geestelijke volksgezondheid (NCGv). Eenmaal afgestudeerd in 1991 kon zij meteen als onderzoeker aan de slag bij de afdeling Rehabilitatie. Haar verleden als psychiatrisch patiënt verzweeg ze in het begin. ’Ik had daar wel last van, het is eigenlijk een soort dissociatie, maar ik deed er niets mee. Er gebeurde ook nog helemaal niets aan cliëntgestuurd onderzoek.’ Aan haar eigen herstelverhaal begon ze pas in 1995, na een bijeenkomst bij het Rotterdamse Basisberaad over rehabilitatie. ’We kwamen daar te praten over onze eigen persoonlijke processen. En dat was hartstikke empowerend’, aldus Wilma Boevink. ’Het was zo’n eye-opener om met die bril op naar mezelf te kijken. Welke factoren hadden bijgedragen aan mijn herstel en welke niet?’ Op een congres in Wales ontmoette Boevink daarna andere mensen die hun ervaring al eerder in woorden hadden omgezet en strijdbaar waren: Ron Coleman, Louise Pembroke en Sharon Levèvre. En tijdens haar eerste internationale congres van de WAPR, Wereld Associatie van Psychosociale Rehabilitatie, ontmoette ze de bekende Amerikaanse psychiatrie-activiste Judi Chamberlin, evenals Patricia Deegan een grote naam in het Herstelwerk (Recovery). Enkele collega’s van het Trimbos-intituut, onderwie haar latere echtgenoot Frank van Hoof en de jurist/journalist Arend Jan Heerma van Voss, had ze wel in vertrouwen genomen. Op haar uiteindelijke coming out op televisie in 1995 volgde een ervaringsartikel in het toentertijd gezaghebbende Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv), waarvan Heerma van Voss eindredacteur was. Sindsdien levert Wilma Boevink een belangrijke bijdrage aan het begrippenkader van de moderne cliëntenbeweging zoals ‘empowerment’ en ‘ervaringsdeskundigheid’. Vooral de begrippen ‘ rehabilitatie’ en ‘herstel’ kregen door haar onderzoekswerk betekenis. Wilma Boevink was jarenlang voorzitter van Stichting Weerklank en bracht het denken over stemmenhoren en psychosen in een nieuw vaarwater. Op 13 april 2017 promoveerde zij op een omvattend onderzoek naar herstel, empowerment en ervaringsdekunsigheid in de psychiatrie aan de Universiteit van Maastricht. Met hun herstelverhalen vullen cliënten een lacune op in de medisch georiënteerde geestelijke gezondheidszorg, waar het eigen verhaal vaak verdwijnt. Dankzij het werk van Boevink en haar medestanders in de cliëntenbeweging wordt nu ook binnen de instellingen voor ggz- en verslavingszorg ruimte gemaakt voor ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontact. Boevink ontwikkelde daarvoor de instrumenten. Vooral in de langdurige ggz kunnen speciaal opgeleide ervaringsdeskundigen betaald aan de slag. Hun (nieuwe) positie is in de ggz staat echter nog in de kinderschoenen en is nog lang niet uit-ontwikkeld. |
|