1963 Opleiden voor opbouwwerk Sociale academie in Den Haag start met negen studenten |
|
In 1963 gaat op de sociale academie in Den Haag aan de 2e Sweelinckstraat 146-150 de eerste afstudeerrichting Opbouwwerk van start als onderdeel van de opleiding voor maatschappelijk werkers. Het eerste jaar staan negen studenten bij deze afstudeerrichting ingeschreven (Dozy, p.139). Een jaar later gaat in Rotterdam de Kaderopleiding Opbouwwerk van start, een éénjarige parttime opleiding (van één dag in de week) voor leidinggevenden in het sociaal werk, die al een diploma van de School voor maatschappelijk werk of de sociale academie in hun bezit hebben. Daarmee gaat een wens in vervulling van degenen die (maatschappelijk) opbouwwerk of samenlevingsopbouw als een geïnstitutionaliseerd beroep wilden vestigen. In de jaren die volgden, worden op de meeste van de vijftien sociale academies in Nederland afstudeerrichtingen, specialisaties of differentiaties opbouwwerk ingericht. De behoefte aan een aparte opleiding is het gevolg van de professionaliseringsgolf in het sociaal werk na de Tweede Wereldoorlog toen verschillende sociaal bewogen pioniers en ambtenaren via studiereizen in de VS met nieuwe theorieën en werkwijzen in het sociale domein in aanraking kwamen: social casework, social groupwork en community organization. In 1960 verscheen het boek Maatschappelijk opbouwwerk van Jo Boer, directeur van de Stichting Opbouw Drenthe, dat lange tijd het standaardwerk over opbouwwerk in Nederland is geweest. Het was ook de theoretische basis onder de nieuwe opbouwwerkopleidingen, specialisaties en differentiaties. Een ander, in 1969 verschenen, standaardwerk en dus veel gebruikt lesboek is Opbouwwerk als sociaal agogische methode van de hand Van Tienen en Zwanikken. Sociaal-activisme Inmiddels woei er een ander wind op de sociale academies. In de jaren zeventig werd het opbouwwerk onderwijs aan deze opleidingen sterk beïnvloed door de activistische tijdgeest. Een groot deel van de literatuurlijsten bestond uit marxistische theorie (Marx, Engels, Fromm, Jakubowski, Illich etc.). Methodisch werd vooral geleund op de theorieontwikkeling uit het vormingswerk: Paolo Freire, Oscar Negt, Helga Deppe. En natuurlijk was daar het invloedrijke boekje van Piet Reckman uit 1971, getiteld Naar een strategie en methodiek voor sociale actie. De praktijk komt vooral aan bod door oriëntatie op en/of het actief meedoen aan buurtacties. ‘Aansluiten bij sociale bewegingen’ was de leus waarmee een keuze voor progressief, politiserend welzijnswerk en opbouwwerk werd gelegitimeerd en verantwoord. Een veelgebruikt boek was het onderzoeksrapport van Wolfgang Beck, Universitair Hoofddocent bij de afdeling Samenlevingsopbouw van het Instituut voor de Wetenschap der Andragogie in Amsterdam (IWA): Democratie in de wijken: een onderzoek naar buurtacties in Nederland (1974). Voor professionalisering van het vak opbouwwerk en institutionalisering van het beroep was minder aandacht, ook niet in de opleidingen. Inmiddels was er wel voor het eerst een echt methodiekboek in omloop van Arie Besteman, De probleem-projectmethode in het opbouwwerk (1974). Maar voor veel studenten in die tijd was de PPM, zoal de methode werd afgekort, te neutraal-technisch en te weinig politiek. CMV Eind jaren tachtig, begin jaren negentig waren de hoogtijdagen van het progressieve, politiserende werk voorbij. De afdelingen cultureel werk aan de sociale academies waarbij het opbouwwerk veelal was ondergebracht, verschrompelden tot zeer kleine opleidingen van enkele tientallen studenten of werden helemaal opgeheven. Het was niet meer mogelijk om aparte leerroutes opbouwwerk overeind te houden. Met het ontstaan van de grote multisectorale Hogescholen in de jaren negentig verdween ook de naam sociale academie en gingen de sociale opleidingen op in de sector Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (HSAO). Voor een sterke profilering werd een driedeling voorgesteld: SPH , MWD en CMV. Het onderwijs voor opbouwwerk wordt bij CMV ondergebracht. Voor CMV wordt in 1998 door Marcel Spierts de bloemconfiguratie bedacht. CMV kent dan vier domeinen: Educatie, Recreatie, Kunst & cultuur en Samenlevingsopbouw. De domeinen moeten begrepen worden als werkterreinen voor sociale professionals en als domeinen van menselijk handelen. Het vak opbouwwerk valt vanaf dat moment onder het domein Samenlevingsopbouw. Literatuur om het methodisch handelen en het vak van opbouwwerker in de vingers te krijgen was inmiddels wel beschikbaar. In 1998 verschijnt het vuistdikke Handboek Opbouwwerk van Harry Broekman. Maar misschien nog belangrijker was de ontwikkeling van de ABCD-methode (Asset Based Community Development) door John McKnight. In 1993 publiceerde hij het eerste Amerikaanse standaardwerk samen met John Kretzmann en in 2005 de Nederlandse bewerking (LSA) van het boek onder de titel Wijkontwikkeling op eigen kracht. Vanaf 2000 ontstaan bij de Hogescholen kenniscentra en krijgen de hogescholen naast de taak van onderwijs ook de opdracht om (praktijkgericht) onderzoek te doen. Vanuit deze kenniscentra worden onder andere samen met welzijnsorganisaties en gemeenten vanaf 2009 de regionale WMO-werkplaatsen ingericht. Tegenwoordig zijn dit de Werkplaatsen Sociaal Domein. Bachelor Social Work De laatste grote verandering in het opleidingsland is sinds 2015 de transitie van SPH, MWD en CMV naar de brede Bachelor Social Work. Dit hangt samen met de voortschrijdende decentralisatie van het sociaal werk en met de wens om de verkokering in deeldisciplines in buurten en wijken te doorbreken. Ook de filosofie van de participatiesamenleving speelt een belangrijke rol. Uitgangspunt is dat sociaal werkers van verschillend pluimage ‘integraal’ moeten leren samenwerken om in cocreatie met burgers en lokale overheid de sociale kracht van buurten en wijken te benutten. De opdracht is activeren van burgers en het ondersteunen en faciliteren van participatieprocessen waardoor mensen weer mee gaan doen met de samenleving en verbinding zoeken met elkaar. In dit proces moeten op individuele hulpverlening (social casework) gerichte sociaal werkers samenwerken met op de community (buurt en wijkopbouw) gerichte sociaal werkers (community organization). (Zie ook venster: 2011 - Burgerkracht en wijkteams.) In de brede Bachelor Social Work is naast het profiel Jeugd en het profiel Zorg een derde profiel Welzijn en Samenleving ontwikkeld waarbinnen deze verschillende typen sociaal werkers moet worden opgeleid. En dus ook de opbouwwerker-nieuwe-stijl. |
|